Uitvoerende Kunstenaars

AMADEUS KWARTET I

AMADEUS KWARTET: MOZART EN VERDER

In de jaren vijftig, toen de platenwereld nog overzichtelijk was, waren op strijkkwartet gebied ook de keuzes vrij simpel. Voor Beethovens kwartetten koos je het Hongaars kwartet (Columbia), voor Bartók het Végh kwartet (ook Columbia), maar voor Mozart ging de voorkeur uit naar het Amadeus kwartet (H.M.V.). Van het Juilliard- en Italiaans kwartet was toen nog minder sprake, om maar te zwijgen van het Alban Berg kwartet. Die Mozart van het Amadeus kwartet was pure schoonheid op bijna hemels niveau.

Gek voor die tijd: het was primair de muziek die telde, de vier musici die het ensemble vormden waren met naam en toenaam bekend, maar bleven eigenlijk anoniem. In die tijd besteedde men nog minder aandacht aan individuele biografieën. Bekend was eigenlijk alleen dat Siegmund Nissel (1 maart 1922, München), Peter Schidlof (9 juli 1922, Gollersdorf) en Norbert Brainin (12 maart 1923, Wenen) eind jaren dertig hun geboortelanden Duitsland en Oostenrijk ontvluchtten voor het Nazi-regime en zich in Engeland vestigden. Gemeen had het drietal dat het bij Max Rostal had gestudeerd. In 1944 vindt daar de belangrijke ontmoeting met Martin Lovett (3 maart 1927, Londen) plaats. In 1947 vormt het viertal eerst het Brainin kwartet dat al gauw wordt omgedoopt tot Amadeus kwartet met Brainin als 1e viool, Nissel als 2e, Schidlof als altist en Lovett als cellist. In 1949 wordt de eerste handelsplaat gemaakt: het 1e strijkkwartet uit 1939 van de volkomen onbekende Zuid Afrikaanse componist Priaulx Rainier (1903-1986). Een jaar daarop volgt de eerste uit die reeks memorabele H.M.V. opnamen, Mozarts 1e aan Haydn opgedragen kwartet KV 387. In 1951 worden de eerste opnamen voor DG (Schuberts kwartet in G) en Westminster (Haydn en Mozart) gemaakt. In 1957 bindt het kwartet zich exclusief aan Deutsche Grammophon  en levert om te beginnen een complete cyclus kwartetten van Beethoven af in de periode 1959/63. Aan een tweede cyclus wordt in 1977 begonnen. Tien jaar later, in 1987 dus, overlijdt Peter Schidlof kort nadat voor Decca was begonnen aan een derde Beethovencyclus met de kwartetten op. 59/3 en 74. Het kwartet wordt noodzakelijkerwijs ontbonden omdat het resterend drietal niet verder wil met een mogelijke vervanger. 

Behalve wat de muzikale resultaten betreft (en daar komt het tenslotte op aan!) was er weinig publiciteit en ophef rond dit kwartet. Andere ensembles waren bekend vanwege de interne ruzies, de wisselende samenstelling, de specialisatie of de markante benadering van het repertoire. Niet zo bij het constante Amadeus kwartet. De samenstelling was veertig jaar ongewijzigd, er was geen sprake van technische foefjes, van gemaniëreerdheden, van enigerlei ophef. Of het zou moeten zijn dat men dit ensemble zeker naarmate de tijd verstreek beter via zijn opnamen dan in natura kon horen. Jarenlang kwam het regelmatig optreden in de kwartetserie in de kleine zaal van het Concertgebouw en – het is jammer het te moeten zeggen – maar al te vaak werd het luistergenot vergald door de ongelukkige intonatie van met name Norbert Brainin. Het was dikwijls luisteren met klamme handen. Maar daar staan gelukkig onvergetelijk mooie live herinneringen tegenover. En gelukkig zijn er die vele in alle rust gemaakte opnamen met correctiemogelijkheden vooraf.

Want dit kwartet bezat wel degelijk een eigen klankprofiel en een van de redenen dat er van een weinig opzienbarend beleid sprake was, betreft de beperktheid van het soms enige keren gerecyclede repertoire van vrijwel louter de Weense klassieken. Verder was nu juist het kenmerkende van dit kwartet dat het niets bijzonders ‘deed’ met de muziek. Die muziek werd puur en simpel toegediend en de magie school niet in een bepaalde interpretatieve voorliefde maar in een krachtige presentatie van de essentie waarbij de musici zichzelf leken weg te cijferen. Tussen het viertal zullen best eens conflicten zijn geweest, maar bij hun optreden was daarvan nooit iets te merken.

Norbert Brainins echt Weense, bijna zoetelijke viooltoon en Martin Lovetts stevige, maar mooi ingehouden cellofundament omlijstten een prachtig homogeen totaalbeeld waarin Siegmund Nissel en Peter Schidlof precies op maat hun aandeel invulden. Dit moeten vier heel oprecht en eerlijke musici zijn geweest; men bespeurde hun enthousiasme, maar ze vergrepen zich nooit aan een te spelen werk.

Opnieuw komen hun Mozartinterpretaties in gedachten. Neem als sprekend voorbeeld het Andante con moto uit het strijkkwartet in Es KV 428. Daarvan bestaan tenminste drie opnamen door de Amedeiï. De eerste, op Nixa, dateert uit 1951, de tweede uit 1957 (DG) en de derde (ook DG) uit 1966. Deze laatste versie is in menig opzicht het mooist, getuige de prachtig vloeiende lijnen, de ideale tempokeuze, het volmaakte evenwicht tussen de stemmen met toch een zekere individualiteit van elke afzonderlijke stem, alles duidelijk gericht op de bitterzoete kern van dit deel. Maar ook de beginbladzijden van dit werk zijn heel sprekend.

Andere fraaie voorbeelden zijn te vinden bij Haydn, vooral in de reeks kwartetten op. 76. Het Keizerkwartet was altijd een specialiteit van het Amadeus kwartet, maar vergeet bijvoorbeeld ook het heksenmenuet uit op. 76/2 en het zonovergoten largo cantabile e mesto uit op. 76/5 niet. In het door Suzanne Rozsa – Lovett uitgegeven boek The Amadeus: Forty years in pictures and words (1988) memoreert William Glock een uitvoering van op. 77/2 ‘met een magisch moment wanneer in maat 13 van het langzame deel de 2e viool en de altviool zich bij de beide andere instrumenten voegen en de muziek naar een hoger plan tillen.’ Wie de DG opname van dit werk uit 1965 afspeelt, krijgt dezelfde sensatie.

Beethoven kwam bij het Amadeus kwartet ook niet te kort. Er was sprake van regelmatige cyclussen in natura en op de plaat. Vooral met de vroege kwartetten op. 18 werd indruk gemaakt via de DG opname uit 1961. Met kenmerkend pittige sforzandi, een gulle frasering, strakke doorwerkingen, soms een wat overdadig gebruik van portamento in oude stijl en flink wat vibrato met Brainin voorop. Jongere, modernere ensembles spelen deze werken rustelozer, minder poëtisch. Een kwestie van contrast met en zonder rust. Heel mooi blijkt dat bij vergelijking van de voorbijflitsende finale uit op. 59/3 met de versie van het Emerson kwartet. Dat verbluft met zijn virtuositeit en laat de luisteraar haast ademloos achter, terwijl bij het Amadeus kwartet sprake lijkt van een geanimeerd ronde tafel gesprek, compleet met gefronste wenkbrauwen en wrang gelach. Ook de ondeugendheid uit het scherzo van op. 59/1 en de sprankeling uit het Presto van het Harp kwartet zijn kenmerkend. Des te spijtiger dat in die oudere opnamen de meeste herhalingen ontbreken. Dat wordt alleen in de laatste, in ander opzicht minder goede Deccaversie van op. 59/3 goed gemaakt. 

Ook in de late kwartetten wist het Amadeus kwartet bij vlagen heel mooie dingen te ontdekken en te laten horen, maar in deze werken hadden bijvoorbeeld het Italiaans-, Alban Berg- en Juilliard kwartet toch meer te bieden. Niettemin, ook hier bijzondere Amadeus momenten, zoals in het heel geestige scherzo uit op. 127, het –adagio uit op. 131 en natuurlijk het Heiliger Dankgesang uit op. 132. Het is het zeer menselijke dat hier naast het roekeloze, het wanhopige, het demonische steeds doorklinkt.

Naast Haydn, Mozart en Beethoven lag uiteraard ook Schubert het Amadeus kwartet uitstekend, met name het 14e kwartet, Der Tod und das Mädchen dat werd gespeeld met een combinatie van fysieke vaart en ontroerende lyriek. Hun mooiste versie dateert uit 1959 en is gelukkig gekoppeld met een andere prachtige uitvoering van het Forellenkwintet met Emil Gilels als pianist. Verder is er nog een heel mooi Negerkwartet van Dvorak, waarin het ensemble wel met een Tsjechische tongval lijkt te musiceren. Maar in menig opzicht zijn ze nog overtuigender als Brahmsvertolkers. Luister naar de halftinten uit het begin Allegro van het getroebleerde eerste strijkkwartet en naar de oorstrelende resultaten in het coda van de Romanze (met gitaarachtige pizzicato arpeggio’s van Lovett). Een ten onrechte wat verscholen bestaan lijden ook de kwintetten en sextetten van Brahms waaraan het Amadeus kwartet meewerkte. Een soort geheimtip voor kenners en liefhebbers.

 

Achterhaald, ouderwets repertoire? Absoluut niet!