Boekbesprekingen

CALLAS: DIARIES OF A FRIENDSHIP

Robert Sutherland: Diaries of a friendship. Constable, 292 bladzijden.

 

 

De in 1990 door Jürgen Kesting bij Claassen verschenen biografie van Maria Callas eindigt heel begrijpelijk in 1963 en zijn citaat uit een recensie van een Franse criticus over haar laatste optreden in Parijs vormde een goede afsluiting. Maar daarna was er die comeback op initiatief van Giuseppe di Stefano, die zogenaamd in het belang van de zangeres handelde, zolang dat maar met het zijne samenviel. De ondernomen tournee duurde van oktober 1973 tot november 1974 en begin in Duitsland, eindigde in Japan.

Elk van de veertig recitals bestond uit ongeveer vier soli voor ieder van de twee en drie duetten met mogelijk een paar toegiften. De rest van de tijd ging op aan applaus, pauze en wachten. Om diverse redenen – bijvoorbeeld de meerkosten en de op het laatste moment besloten transposities – werden de zangers niet begeleid door een orkest, maar door een pianist: Robert Sutherland, de auteur van dit dagboek. Hij hield dat bij op aanraden van de impresario Sander Gorlinsky. Nu eens citeert hij letterlijk uitspraken, dan weer vertelt hij na.

Het moet een verschrikking zijn geweest: met een Callas die behoefte had aan troostende woorden over Fifth Avenue lopen, bekvechten met een boze ‘Pippo’ (Mr. Di Stefano). Wat Callas betreft, ontdekte hij niet zo verrassend een gespleten persoonlijkheid: aan de ene kant vrouw, aan de andere prima donna. Maar Di Stefano moet walglijk zijn geweest met zijn gekoeioneer, al wekt hij ook wel sympathie. De omringende staf – familie, bedienden, managers – worden vertrouwde verschijningen en in de eerste hoofdstukken is ook aandacht voor de oorspronkelijk bedoelde begeleider, Ivor Newton, die toen al in de tachtig was.

Maar naarmate het relaas vordert en iedere schreeuwpartij nog luider werd dan de vorige en wat men ‘werken’ noemde opnieuw werd uitgesteld, kreeg de kreet “Wat heeft dat met muziek te maken?” de overhand. Een jaar lang putte met uit een vast, klein repertoire. Op een bepaald moment ontworstelde Callas zich aan Di Stefano met zijn voortdurende gezanik over repetities en Sutherland trachtte haar te winnen voor andere, nieuwe muziek. Zonder succes en de suggestie dat Di Stefano wel eens wat liederen zou kunnen toevoegen aan het povere bestand aan Napolitaanse en Siciliaanse folklore liep ook op niets uit. En dat waren dan beroepsmusici, waarvan werd verwacht dat ze zich grondig voorbereidden en steeds bleven repeteren. Maar al te vaak zat de begeleider aan de vleugel terwijl de zangers uitvluchten zochten, tegen elkaar stonden te schreeuwen over kwesties als een ‘open keel’ en vervolgens besloten dat het genoeg was voor die dag.

Tijdens de optredens was Di Stefano zo onzeker over zijn teksten dat Sutherland vaak als souffleur moest fungeren. Soms ook besliste Callas op het laatste nippertje of er getransponeerd of in tono zou worden gezongen. De zangers hadden het voortdurend over hun hoge kunst en hun artistieke noden zonder zich als professional te gedragen.

Maar er zijn ook positieve kanten aan het relaas. Callas komt er ook in voor als ‘normaal’ mens, duidelijker en beter waarschijnlijk dan in de meeste aan haar gewijde hagiografieën. Er is bijvoorbeeld één onvergetelijk moment waarin de tenor de begeleider bij de hand neemt en die omhoog steekt als een scheidsrechter bij een bokswedstrijd die de winnaar van de match uitroept. Op een onhandige manier probeerde de zanger dat mogelijk ook met Callas als hij haar aan het begin van elk optreden aan de hand nam en het publiek presenteerde.

Gelukkig ontbrak het ook niet geheel aan muzikaal bevredigende momenten. Het duet uit Cavalleria rusticana was soms zo heftig, dat het moeilijk was controle te houden over de pianopartij. Incidenteel werd wonder boven wonder wel eens wat nieuws geïntroduceerd, zoals Rodrigo’s gebed uit Le cid, ‘Mi chiamano Mimi’ en het liefdesduet uit Otello. Sutherlands mogelijk mooiste herinnering is diens eerste samenwerking met Callas in haar muziekkamer aan ‘Pleurez, mes yeux’ (ook uit Le cid) die heel indringend en bevredigend was. Maar het totaalbeeld is nogal ontluisterend.