Verdi: Messe solenne; Qui tollis; Tantum ergo; Pater noster; Ave Maria; Libera me. Elisabetta Scano (sopraan), Cristina Gallardo-Domâs (sopraan), Juan Diego Flórez (tenor), Kenneth Tarver (tenor), Eldar Aliev (bas) en Michele Perusi (bas) met koor en orkest van het Verdi ensemble Milaan o.l.v. Riccardo Chailly. Decca 467.280-2 (69’09”). 2000

Zelfs bij Verdi zijn nog steeds nieuwe ontdekkingen mogelijk. Chailly zorgde daar al voor met een reeks balletmuzieken en ouvertures met zijn orkest in Bologna (Decca 448.238-2) en komt hier als vervolg met de plaatpremière van een stel jeugdwerken die te voorschijn zijn gekomen in zijn geboortedorp Busseto. Samen bieden ze een interessant portret van de jonge componist op weg naar zijn grote werken en nog gebruik makend van door Rossini aangeleverde modellen.

Het interessantste en substantieelste werk is de Messe solenne met echo’s van Mozart, Beethoven en Bellini. In sommige opzichten wordt men zelfs herinnerd aan de ondernemingen van de jonge Berlioz. Andere zeldzaamheden zijn met name de contrasterende zettingen van het Pater noster en het Ave Maria, dat later terug te vinden is in Otello. Met een schare uitstekende solisten zorgt de dirigent voor pittige, goed doorwrochte uitvoeringen.