CD Recensies

SHOSTAKOVITCH: PIANOTRIO'S NR. 1 EN 2, ALTVIOOLSONATE

Shostakovitch: Pianotrio’s nr. 1 in c op 8 en 2 in e op. 67; Altvioolsonate op. 147. Vladimir Ashkenazy (p), Zsolt-Tihamér Visontay (v), Mats Lidström (vc), Ada Meinich (va). Decca 478.938-2 (71’47”). 2015

 

De herinneringen van Ashkenazy aan het tweede pianotrio gaan terug tot de jaren zestig vorige eeuw toen hij het werk uit 1944 bij de componist thuis in Moskou uitvoerde. Hier combineert hij – eindelijk – dit werk met het minder bekende eerste trio en Shostakovitch’ laatste werk, de altvioolsonate.

Het eerste pianotrio van Shostakovitch is een nogal romantisch jeugdwerk van de zestienjarige uit 1923; het kwam pas in de openbaarheid nadat een van de studenten van de componist, Boris Tischenko, het opdook en aanvulde met twintig verloren geraakte maten.

Het bekendere, door nationaal en persoonlijk leed uit het Leningrad van 1944 getekende tweede trio is echter een duidelijk meesterwerk. Het is spannend om te ervaren of de drie hier verenigde musici tot een hechtere samenwerking zijn gekomen dan in hun een paar jaar gelden gemaakte opname van Rachmaninovs beide pianotrio’s (Decca 478.5346).

Het dromerige begin van het eerste trio klinkt vitaal en gevoelig als ging het om een impressionistische Schumann.

De lastige cellosolo aan het begin van het tweede trio klinkt veelbelovend etherisch en het geleidelijk opgevoerde tempo lukt net als in het scherzo aardig, maar klinkt mogelijk toch wat te beheerst. Gelukkig zijn de passacaglia en de finale behoorlijk intens, doorleefd en ook het vervolg is zeer de moeite waard.

Het geheel van trio’s is een aardig, maar nauwelijks beter geslaagd dan wat het Grieg trio (Simax PSC 1147) en het Weens pianotrio (Nimbus NI 5572) eerder debiteerden. Van het tweede trio bestaat ook een mooie opname van een ander ad hoc trio, bestaande uit Olli Mustonen, Joshua Bell en Steven Isserlis (Decca 475.671-2 (2 cd’s).

Tot op zekere hoogte is Shostakovitch’ laatste werk, de altvioolsonate uit 1975 het waardevolst dankzij de  verklanking van de Noorse ex-Faust kwartet altvioliste Ada Meinich.

Deze zwanenzang van iemand die zeer te lijden had onder de dwingelandij van het Sovjet regime en bovendien als resultaat van een verblijf in het ziekenhuis, is onafscheidelijk verbonden met de aura van agonie.

Net als sommige van haar voorgangers – Yuri Bashmet/Sviatoslav Richter (Melodiya MEL CD 10.02020), Nobuku Imai/Roland Pöntinen (BIS CD 358), Tabea Zimmermann/Hartmut Höll (EMI 754.394-2), Kim Kashkashian/Robert Levin (ECM 847.538-2) - weten Ada Meinich en de in dit idioom ervaren Vladimir Ashkenazy dat horen in een vertolking waarin als het ware de uitdovende klanken van een stervende zeer diep worden afgetast en de tragische grondtoon van het werk goed is getroffen.

De combinatie van deze drie werken maakt de cd bijzonder attractief.