CD Recensies

SCHUMANN: PIANOSONATES NR. 1-3, BERRUT

Schumann: Pianosonates nr. 1 in fis op. 11, 2 in g op. 22 en 3 in f op. 14 ‘Concert sans orchestre’. Béatrice Berrut. Centaur 3129 (72’40”). 2010

 

In april 1834 richtte Schumann samen met anderen het tijdschrift Neue Leipziger Zeitschrift für Musik op. In dezelfde maand ontmoette hij Ernestine von Fricken. In de zomer van 1835, toen Ernestine in Asch verbleef, begon Schumanns relatie met Clara Wieck, de dochter van zijn pianoleraar te groeien. In september droeg hij zijn eerste pianosonate aan haar op en in januari verbrak hij zijn relatie met Ernestine.

Na de karakterstukken uit Papillons en Carnaval leek deze meer ‘klinische’ sonate een wat meer ingehouden vorm in deze turbulente periode voor Schumann, maar toch is de aanwezigheid van Clara goed te voelen.

Het eerste deel is gebaseerd op een schets van een fandango uit 1832 die Schumann – toen al – had gebaseerd op een van Clara’s thema’s. Ook het prominente ritmische motief gaat terug tot een eerder werk van Clara. Daarna is het moeilijk om het tweede deel niet op te vatten als een liefdeslied voor deze Clara.

Het scherzo en de finale waren nieuw. Met name het scherzo is opmerkelijk vanwege de ridiculiserende polonaise en het karikaturale recitatief. Steeds zijn de beide alter ego’s van Schumann, de introverte Eusebius en de gepassioneerde Florestan aanwezig.

De Zwitserese pianiste Béatrice Berrut besteedt in haar spel aan beide evenveel aandacht. Ze spint droomachtig garen door het tweede deel en schotelt de luisteraar een wonderschone ‘vocale’ partij van Eusebius voor. Haar Florestan is echter op beheerste wijze schaamteloos wild. De noten worden geen moment slaafs gevolgd. Hier is een interpretatieve geest bezig die nergens vreemd of overdreven overkomt. Die opvatting spreekt ook uit beide andere niet lang daarna geschreven sonates. 

Van nr. 3 bestaan drie versies. Hier wordt de tweede versie (driedelig) gespeeld. De eerste en derde versie tellen respectievelijk vijf en vier delen.

Waar Bernd Glemser (Naxos 8.554275) en Maurizio Pollini (DG 463.676-2) in nr. 1 en 3 de manlijke kant belicht, compenseert Béatrice Berrut dat met de eerder vrouwelijke kant. Voor het overige is de cd concurrentie niet zo groot en mogen we dankbaar zijn dat de drie sonates hier zijn verenigd.