CD Recensies

SCHÖNBERG: GURRELIEDER

Schönberg: Gurrelieder. Karita Mattila, Anne Sofie von Otter, Thomas Moser, Philip Langridge, Thomas Quasthoff, Nerlijns Omroepkoor MDR Omroepkoor, Ernst Senff koor en Berlijns filharmonisch orkest o.l.v. Simon Rattle. EMI 557.303-2 (2 cd’s, 1u. 50’14”). 2001 

 

Schönberg: Gurrelieder. Melanie Diener, Jennifer Lane, Stephen O’Mara, Martyn Hill, David Wilson-Johnson, Ernst Häfliger, Simon Joly koor en Philharmonia orkest o.l.v. Robert Craft. Naxos 8.557518/9 (2 cd’s, 1u.57’31”). 2001

 

Schönberg: Gurrelieder. Susan Dunn, Brigitte Fassbänder, Siegfried Jerusalem, Peter Haage, Hermann  Becht, Hans Hotter, koor van de St. Hedwigskathedraal, Berlijn, koor van de Musikverein Düsseldorf en Berlijns Radio symfonie orkest o.l.v. Riccardo Chailly. Decca 473.728-2 (2 cd’s, 1u. 40’54”). 1989

 

Van al Schönbergs werken is geen ander zo populair geworden als de Gurrelieder. Er bestaat zelfs een Gurrelieder Society. Dat grote succes in vooral te danken aan de grote schaal van het werk dat je bijna uit je stoel blaast.

Geen wonder want de componist vraagt hier om een heel leger van uitvoerenden, bestaande uit ten minste zeventig strijkers, vier koren, vijf solisten, een verteller, acht fluiten, twee piccolo’s, tien hoorns, zeven trompetten, zeven trombones, vijf tuba’s, vier harpen zes slagwerkers en een ijzeren ketting om mee te rammelen. En dat is nog niet alles.

Schönberg begon in 1900 aan het werk, maar de orkestratie was pas in 1911 klaar.

Begrijpelijk genoeg dat het publiek bij de door Franz Schreker geleide eerste uitvoering stomverbaasd was om zo’n welig brok expressionisme te horen van een componist die alles leek te verwerpen waarvoor de Gurrelieder staan.

Met als uitgangspunt een gedicht van de Deense romanticus Jens Peter Jacobsen wordt in het ongeveer anderhalf uur durende werk de veertiende eeuwse legende over de liefde tussen de Deense  koning Waldemar en Tove, bewoonster van het kasteel Gurre gedramatiseerd.

Het onderwerp zou Wagner hebben aangesproken en zeker, de muziek van Schönberg is deels een eerbetoon aan Richard Strauss, maar ook veel verschuldigd aan Wagner wiens Tristan und Isolde het prototype is van de koortsachtige emotionaliteit uit deel I. Dit gedeelte wordt gedomineerd door een lang, overdadig duet van Waldemar en Tove dat na elk couplet wordt onderbroken door een rijke commentaren van het orkest en wordt gevolgd door de moord op Tove en de daarop volgende klaagzang die wordt gezongen door een woudduif.

In deel II treffen we Waldemar die zijn lot vervloekt (strijdtonelen met de godheid komen vaker in Schönbergs werk voor), maar deel III mondt uit in een prachtig pantheïstisch koor van buitensporig zeldzame proporties.

Meer over het werk en de daarvan bestaande opnamen in een daaraan gewijde Vergelijkende Discografie. Hier slechts de vermelding van de drie mooiste cd opnamen daarvan in volgorde van voorkeur.