CD Recensies

SIBELIUS: SYMFONIEËN NR. 5 EN 6; DE ZWAAN VAN TUONELA, VANSKÄ, KARAJAN

Sibelius: Symfonie nr. 5 in Es op. 82 (versies 1915 en 1919). Lahta symfonie orkest o.l.v. Osmo Vänskä. BIS CD 863 (67’35”). 1995, 1997

 

Sibelius: Symfonieën nr. 5 in Es op. 82 en 6 in d op.104; De zwaan van Tuonela op. 22. Berlijns filharmonisch orkest o.l.v. Herbert von Karajan. DG 439.982-2 (2 cd’s, 68’32”). 1965, 1967

 

De symfonie nr. 5 (1915/1919) is een van Sibelius’ oorspronkelijkste herbewerkingen van de symfonische vorm en de componist had vier jaar nodig voordat hij tevreden was over het resultaat. Na de première in 1915 (om zijn vijftigste verjaardag te vieren) trok hij het werk terug totdat in 1919 de definitieve vorm klaar was.

Oorspronkelijk was het werk vierdelig, maar het eerste en tweede deel werden samengevoegd via een overgangspassage die voor een miraculeuze aansluiting zorgt (bij een goede dirigent). In formeel opzicht gaat het om een bijzonder origineel werk. Een hoornsignaal aan het begin van ieder deel bepaalt het akkoord dat vervolgens de basis vormt voor het materiaal uit dat deel.

Na het pessimisme uit symfonie nr. 4 is dit een van de meest heroïsche en van veel zelfvertrouwen getuigende werken, eindigend met een triomfantelijke finale, die door Donald Tovey werd omschreven als ‘Thor die met zijn hamer zwaait’ als het deel culmineert in een stel heel luide akkoorden voordat een slotcadens volgt.

De symfonie nr. 6 is een ander nogal ingetogen werk, subtieler en minder fysiek dan de voorgaande symfonieën. In dit werk schijnen de klankwerelden van nr. 3 en 4 te worden gecombineerd, hoewel de symfonie parallel met nr. 5 ontstond. Sibelius schetste zelfs pagina’s voor het ene werk die eindigden in het andere. De muziek is meer op modale dan op traditionele harmonieën en melodielijnen gebaseerd en het effect van deze procedure op de sfeer van het werk werd door Sibelius mooi aangeduid met het motto: “Wanneer de schaduwen langer worden”.

Het is goed dat we eindelijk ook eens in staat zijn om nr. 5  in de tweede van de drie versies uit 1915 te horen, direct naast de versie 1919. Daarvoor zorgt de heel geïnspireerde Vänskä die in Lahti over een opvallend goed klanklichaam beschikt.

Maar ook van nr. 5 geeft Karajan een triomfantelijke lezing vol cumulatieve kracht en triomf en in nr. 6 is hij al even luisterrijk. Opvallend is wel dat Karajan hoewel in zijn Oostenrijks/Duitse habitat Sibelius vroeger nooit in erg hoog aanzien stond in zijn beginjaren op platengebied bij het Londense Philharmonia orkest kennis maakte met de veel hogere Engelse inschatting van de Finse componist, daar zijn erg mooie eerste Sibeliusopnamen maakte en toen door de componist tot zijn beste vertolker werd uitgeroepen.