CD Recensies

CHAUSSON, ROI ARTHUS, LE

Chausson: Le roi Arthus op. 23. Andrew Schroeder (b., Arthus), Susan Bullock (s., Gemièvre), Simon O’Neill (t., Lancelot), François le Roux (b., Merlin), Daniel Okulitch (b., Merdred), Garret Sorenson (t., Lyennel), Donald Mc Intyre (bs., Allan) en Andrew Kennedy (t., Plowman) met de Apollo voices en het BBC symfonie orkest o.l.v. Leon Botstein. Telarc CD 80645 (3 cd’s, 2u. 46’37”). 2004

 

Iedere kunstvorm kent wel ten onrechte verwaarloosde meesterwerken. De opera is daarbij geen uitzondering. Neem Chaussons Le roi Arthus over de Arthur legende, een werk op eigen libretto waaraan hij in het midden van de jaren 1880 begon en dat tijdens zijn leven, dat in 1899 abrupt met een fietsongeluk eindigde, nooit werd opgevoerd. Dat gebeurde pas in 1903 in Brussel met Vincent d’Indy als dirigent.

Daarna werd het werk ruim honderd jaar vergeten, totdat Armin Jordan zich er in 1986 over ontfermde en er met Gino Quilico en Teresa Zylis-Gara in de hoofdrollen een eerste opname van maakte (Erato 2292-454076-2).

Dat het werk zo werd verwaarloosd, is wel begrijpelijk. De componist had er goed aan gedaan om een echte librettist in de arm te nemen. Maar meer dan alles was Chausson slachtoffer van veranderende tijden en smaken. In 1902 ging Debussy’s Pelléas et Mélisande in première en was de tijd van de Wagneriaanse muziektaal waar Chausson zo verzot op was, definitief voorbij.

Verder valt op, dat Chausson die zulke duidelijke en goed gestructureerde symfonische werken en liederen schreef, hier nogal richtingloos te werk ging. Misschien was hij teveel onder de indruk van Tristan en Parsifal.

Het is lang geleden dat ik die eerste Erato opname van Jordan en een tweede van Marcello Viotti met Susan Anthony en Philippe Rouillon (Koch 3-6542-2) uit 1995 hoorde, maar ik herinner me dat ze geen echt overtuigende indruk maakten.

Niet alleen klinkt de Telarc versie duidelijk beter, ook de interpretatie heeft een hoger soortelijk gewicht. De rollen van Lancelot en Guinevère zijn beide erg zwaar. Er worden in alle drie aktes lange duetten gezongen door hen. Simon O’Neill en Susan Bullock, die beiden een keurige Franse uitspraak hebben, kunnen die confrontaties heel goed aan. Guinevère heeft een soort waanzinscène nadat Lancelot haar verlaat en Bullock zingt en ‘acteert’ dat prachtig. He lijkt wel of ze zich aan het eind aan haar eigen haren ophangt. 

Andrew Schroeder is als koning Arthur vervuld van de christelijke gedachten over de idealen van de naastenliefde en uit die mooi in zijn lange aria in de tweede akte, waar hi anticipeert op de komende samenzwering. Als Merlijn die de opdracht heeft om de koning te wijzen op diens lot, is ook François le Roux de juiste man. Dit tafereel voor twee baritons is in menig opzicht het interessantste moment uit de opera. In het daaropvolgende koorgedeelte verklaren de ridders van de ronde tafel dat ze genoeg hebben van de règles folles die de ridderlijkheid verlangt.

Bij de kleinere rollen valt Garret Sorenson als Lyonnel heel positief op. Als een soort Brangäne beschouwt hij de nacht. Ook Donald MiIntyre imponeert als Allan aan het begin van de derde akte.

Dirigent Leonard Botstein kent zijn zaakjes goed, lijkt zeer op het werk gesteld te zijn en verleent bijvoorbeeld de slotscène, een serenade door dubbelkoor een haast duizelingwekkende grandeur.