CD Recensies

CHARPENTIER, M.A.: DESCENTE D'ORPHEÉ AUX ENFERS;, LA;

 

Charpentier, M.A.: La descente d’Orphée aux enfers H. 488. Robert Getchell (t., Orphée), Caroline Weynanta (s., Eurydice) en Violaine le Chenadec (s. Daphné), Caroline Dangin-Bardot (s., Enone), Lucile Richardot (s., Prosperine) e.a. met het Ensemble Correspondances o.l.v. Sébastien Daucé. Harmonia Mundi HMM 90.2279 (54’52”). 2016

 

Na Peri, Caccini, Rossi en Monteverdi gebruikte ook Marc Antoine Charpentier (1643-1704) als eerste niet-Italiaanse componist de mythe van Orfeus voor zijn korte, laatste opera. Deze werd geschreven voor zijn mecenas mademoiselle de Guise (Marie de Lorraine, duchesse De Guise, Duchesse de Joyeuse, princesse de Joinville) en is een laatste parel van de componist.

De componist deed hiervoor een beroep op de tien zangers die De Guise in dienst had. In wezen is het werk wat fragmentarisch en zonder duidelijke oplossing omdat het dramatische slot ontbreekt. Daarom is het eerder een vrolijke afdaling, begeleid door nogal zorgeloos klinkende muziek. Tevoren had hij al een cantate Orphée descendant aux enfers H. 471 als divertissement geschreven.

De opera beslaat twee aktes. De eerste is een pastorale waarin we in een bucolische wereld door Dafne, Arethusa en Enone aangevoerde nimfen tegenkomen. Ze zijn gekomen om het huwelijk van Orfeus en Eurydice bij te wonen. Dan wordt Eurydice door een slang gebeten en overlijdt snel, waarna het gezelschap in tranen en bedroefd achterblijft.

In de langere tweede acte begint Orfeus’ tocht door de onderwereld, waarin jij blootstaat aan allerlei verleidingen, eerst van de gedoemde zielen en dan van Prosperina en Pluto die hem toezingen. Tenslotte mag hij met Eurydice de onderwereld verlaten met de waarschuwing dat hij haar niet mag aankijken. Op dat punt waar de bewoners van de onderwereld treuren om hun vertrek eindigt het manuscript.  

Het in 1687 gemaakte werk is destijds waarschijnlijk alleen bij privé voorstellingen van de duchesse te zien geweest. Daarin schijnt Charpentier met zijn haut contre zelf te hebben meegezongen. Het gaat om een dichterlijke belevenis in het donkerst van de nacht in de vorm van een ambitieuze compositie.

Er bestaan twee eerdere opnamen van het werk. De eerste is uit 1995 en van William Christie (Erato 0630-11913-2, Warner 2564-61758-2) met o.a. Patricia Petibon, de tweede van Paul O’Dette en Stephen Stubbs uit Boston (CPO 777.876-2). 

De nieuwe Franse uitvoering uit Grenoble is zonder meer heel verdienstelijk, net zoals die van Christie dat is. Maar Stubbs is met zijn Bostonians over vrijwel de hele linie net wat beter en CPO is ook goedkoper met zelfs La couronne des fleurs extra.

Van de 35-delige Orphée descendant aux enfers bestaan mooie opnamen van Stubbs (CPO 777/876-2) die dat werk net als hier combineerde met het 16-delige La couronne des fleurs H. 486, waarschijnlijk voor Lodewijk XIV geschreven bij gelegenheid van de wapenstilstand van Ratisbon.