CD Recensies

ENESCU: CELLOSONATES NR. 1 EN 2

Enescu: Cellosonates nr. 1 in f op. 26/1 en 2 in C op. 26/2. Laura Buruinană (vc) en Martin Tchiba (p). Naxos 8.570582 (68’46”). 2007

 

Of er met deze opname uit de periode 26-29 augustus in het Frits Philips Muziekcentrum in  Eindhoven ook een publiek optreden verbonden was is een onbeantwoorde vraag. Net als die of Naxos daar vaker opnamen maakt.

Hoe dat ook zij: waar Enescu’s 3 Vioolsonates plus een torso redelijk bekend zijn, kan dit niet worden gezegd van beide cellosonates die jarenlang stiefmoederlijk waren bedeeld op concertprogramma’s. Er bestaat intussen wel een redelijk aantal opnamen van deze werken, de meeste door onbekende instrumentalisten op eveneens weinig prominente labels.

Wie het geluk heeft om op een internationaal bekend en goed vertegenwoordigd label dat bovendien goedkoop materiaal levert terecht te komen, mag van geluk spreken. Betrekkelijk onbekende muziek opgenomen te krijgen is één ding, deze ook nog gedistribueerd te krijgen een ander, lastiger. 

Het opusnummer 26 van Enescu’s twee enige cellosonates is wat bedrieglijk omdat ze een vrijwel gelijktijdig bestaan van beide werken suggereren. Niets is echter minder waar: de eerste sonate is van de zeventienjarige componist uit 1898, de tweede, opgedragen aan Pablo Casals, is van de rijpe toondichter uit 1935, het jaar waarin ze beide ook werden gepubliceerd.

Hoewel die eerste sonate best een rijpe indruk maakt hoewel ook het tegendeel is beweerd, is het werk nog het een en ander verschuldigd aan Brahms en Franse tijdgenoten als Saint-Saëns en zijn leermeester Fauré, maar de zowat 37 jaar later ontstane tweede sonate is typisch in een veel eigener, persoonlijker stil geschreven. Ondanks het C-groot klinken in de wat sombere, bij vlagen dreigend klinkende begindelen misschien bange vermoedens door over de moeilijke jaren die in Europa op komst waren.

De finale met de aanduiding ‘à la roumaine’ brengt opluchting en verraadt trots via openlijk geuite invloeden van de Roemeense volksmuziek met een specifieke parlando-rubato ritmiek in de populaire nationale doina vorm.

Dat de Roemeense celliste Laura Buruniană (Boekarest, 1980) zich met hart en ziel voor deze werken inzet mag in principe logisch zijn, dat ze het met zoveel overtuigingskracht doet, pleit erg voor haar. In de Hongaarse pianist Martin Tchiba vond ze een voortreffelijke partner en samen verzorgen ze uitvoeringen die hoogst idiomatisch en heel karakteristiek zijn. Het leidt geen twijfel dat ze de essentie van Enescu’s muziek volmaakt aanvoelen en daarnaar handelen. Gelukkig is ook de opname zeer geslaagd, dus vergeet even die andere vertolkers en geniet.

Overigens: deze cd verscheen in een welverdiende serie die Naxos aan Enescu wijdt en waarin eerder onder meer niet alleen de bekende Roemeense rapsodieën, maar ook de Hongaarse, de Spaanse en de Slavische verschenen en verder het Pianokwintet met Pianokwartet nr. 2, de Strijkkwartetten nr. 1 en 2 en de opera Oedipe.