CD Recensies

GLUCK: ORFEO ED EURIDICE, BRUCK

Gluck: Orfeo ed Euridice. Kathleen Ferrier (Orfeo), Greet Koeman (Euridice) en Nel Duval (Amore) met het Ensemble van de (voormalige) Nederlandse opera o.l.v. Charles Bruck. EMI 5.86194-2 (2 cd’s, 99’19”). 1951 Vooral voor de bewonderaars van Kathleen Ferrier moet deze geslaagde reddingspoging een dankbaar object zijn. Het zal in 1963 zijn geweest dat ik als noodhulp een tijdelijke baan had in de discotheek van de toenmalige NRU die toen nog in het AVRO gebouw was gevestigd. Eén van mijn taken was het na selectie op advies van de programmasamenstellers van de omroepverenigingen redden wat nog te redden viel van het op 78t. glasplaten voorhanden muziekarchief met eigen opnamen. Een archief dat zich in de koele vochtige bunker van de vroegere Ortskommandant op dat terrein bevond.

Hoewel die programmasamenstellers deze ooit door de KRO in januari 1951 in de Amsterdamse Stadschouwburg geregistreerde Orfeo blijkbaar niet de moeite waard vonden, heb ik hem op eigen houtje op band laten kopiëren en het bestaan ervan gemeld aan Phonogram, Ferriers platenmaatschappij. Daar bestond geen interesse. Daarna werd Klaas Posthuma, destijds manager bij EMI in Heemstede, ingelicht en hij was er als de kippen bij. Pas in 1977 verscheen die opname op twee lp’s en in ‘geremasterde’ vorm duikt hij nu op cd op.

Ferrier had de rol van Orfeo sinds 1947 op haar repertoire. Daarvan legt ze in een in Glyndebourne gemaakte, door Fritz Stiedry gedirigeerde uitvoering getuigenis af (Dutton CDEA 5015). In 1949 zong ze die rol voor het eerst in ons land tijdens het Holland Festival onder Pierre Monteux. In 1951 keerde ze dus terug voor een viertal voorstellingen. Gewend aan een sindsdien opgetreden golf ‘authentieke’ uitvoeringen van het werk door o.m. Gardiner (Philips en EMI), Runnicles (Teldec), Jacobs (Harmonia Mundi) en Minkowski (Archiv) als mogelijk beste, doet die ruim vijftig jaar oude verklanking wel heel verouderd aan met zijn zware romantiserende effecten in de vorm van vrij trage tempi, een wollige orkestklank en vibratorijke koorzang. Ook de gebruikte hybride Ricordi tekst is niet meer van deze tijd, nu hetzij de Weense, hetzij de Parijse versie wordt gebruikt.

De voornaamste bestaansreden voor deze heruitgave is dan ook alleen de fraaie inbreng van Ferrier die een passabel Italiaans met Engels accent zingt (‘Millay paynay’), maar die met haar donkere stem en haar aangrijpende expressie de vertolking draagt. Niet alleen ‘Che faro’ is prachtig, maar bijvoorbeeld ook een zinsnede als ‘Euridice non è più ed io respire ancor’.