CD Recensies

HOFFMEISTER: KWARTETTEN VOOR CONTRABAS, VIOOL, ALTVIOOL EN CELLO NR. 1-4, DE GROOT

Hoffmeister: Kwartetten voor 2 violen, cello en contrabas nr. 1 in D, 2 in D Rossini: Strijkerssonates voor 2 violen, cello en contrabas nr. 1 in G, 2 in A, 3 in C. Minna Pensola (v), Antti Tikkanen (v, va), Tuomas Lehto (vc), Niek de Groot (cb). BIS ACD 2317 (68’33”). 2017

Hoffmeister: Kwartetten voor 2 violen, cello en contrabas nr. 3 in D en 4 in D; Rossini: Strijkerssonates voor 2 violen, cello en contrabas nr. 4 in Bes, 5 in Es en 6 in D. Minna Pensola, Antti Tikkanen (v), Tuomas Lehto (vc) en Niek de Groot (cb). BIS SACD 2318 (76’38”). 2018

Wanneer we al cd’s met werken van Franz Anton Hoffmeister (1754 - 1812) tegenkomen, gaat het meest om zijn composities voor fluit.Hier beleven we waarschijnlijk de fonografische première van zijn vier Solokwartetten die terecht ‘voor contrabas, viool, altviool en viool zijn genoemd omdat het de contrabas is die een vrij concertante rol vervult en de eerste viool een ondergeschikter rol geeft. Dat was niet ongewoon in het eind achttiende eeuwse Wenen, waar de bas gezien het behoorlijk grote aantal composities voor dat instrument best in hoog aanzien stond. 

Muziek die van alle betrokkenen de nodige virtuositeit verlangt. Heel anders dus dan bij Rossini die meer voor gelijkberechting van de vier instrumenten was al krijgt de bas wel wat mooie solotrekjes. 

In totaal schreef Hoffmeister vier Solokwartetten, die hier verdeeld over twee cd’s samen met het zestal van Rossini worden aangeboden.

De zes Sonates die de twaalfjarige Rossini componeerde ten gerieve van amateurbassist Agostino Triossi en waarin de altviool is vervangen door de contrabas zijn veel bekender sinds ze in 1964 door Marriner (Decca 430.563-2) en in 1971 door I Musici (Philips 422.259-2) werden opgenomen. Maar van deze werken domineren de uitgaven met strijkorkest en hier gaat het om een versie met 1 stem per partij, net als bv. bij het ARSO ensemble (DUX 0948), het Ensemble Explorations (Harmonia Mundi HMC 90.1776). Er is zelfs een bewerking voor fluiten (Orfeo C 280921 A) van de Weense fluitisten.

Op dit tweetal schijfjes treffen we de Nederlandse bassist Niek de Groot aan die sinds kort in het bezit is van de duurste bas, een Domenico Montagna uit 1747, als primus inter pares aan bij een stel Finnen. 

Samen zorgt het viertal voor glanzende uitvoeringen van al deze werken, goed onderscheidend tussen de serieuzere Hoffmeister en de elegantere en geestiger Rossini. De muziek sprankelt en heeft finesse in de goede afwerking.

Vooral Hoffmeister maakt dit project interessant en belangrijk.