CD Recensies

JANÁČEK: ORKESTWERKEN, GARDNER

Janáček: Sinfonietta op. 60; Capriccio voor piano, fluit en koperblazers; Suite Het sluwe vosje. Jean-Efflam Bavouzet (p), Ingela Øien (fl), Gary Peterson (tr), Jon Behncke (tr), Christopher Dudley (trb) met het Bergen filharmonisch orkest o.l.v. Edward Gardner. Chandos CHSA 5142 (64’05”). 2014

 

Janáček: Jaloezie; Vioolconcert De zwerftocht van een kleine ziel; De ballade van Blanik; Het kind van de violist; Dunaj (Donau); Taras Bulba. Susanna Anderson (v) met het Bergen filharmonisch orkest o.l.v. Edward Gardner. Chandos CHSA 5156 (77’48”). 2014 

 

Wie op zoek is naar orkestwerken van Janáček  kwam tot voor kort al gauw uit bij het Tsjechische cd merk Supraphon, dat in 2004 ter gelegenheid van de viering van de honderdvijftigste verjaardag van deze componist al een dubbel cd uitbracht met de belangrijkste stukken: de Sinfonietta, de Suite Slimme kleine vosje, Taras Bulba; Jaloezie; Ouverture Sárka; Voorspel Kát’a Kabanová; Schluk en Jau (Mackerras, Supraphon SU 3739-2).

 

Om welke werken gaat het hier feitelijk precies? 

 

1877 Suite voor strijkorkest

1878 Idylle voor strijkorkest

1890 Lachische dansen

1891 Adagio

1891 Serenade

1894 Hannakische (Moravische) dansen

1894 Opera voorspel Žárlivost (Jaloezie, ofwel Jenufa)

1899 Kozakkendans

1900 Kolo Srbské (Servische volksdans)

1912 Ballade Šumařovo ditě (De zoon van de violist)

1915 Taras Bulba

1920 Ballade Blanická

1924 Suite uit Het sluwe kleine vosje (Talich of Mackerras)

1926 Sinfonietta (Militaire Sinfonietta)

1926 Capriccio voor piano linkerhand  en kamerensemble

1928 Onvoltoode symfonie Dunaj (De Donau)

1928 Vioolconcert Pelgrimage van de ziel

1928 Schluck und Jau (toneelmuziek bij Gerhart Hauptmanns gelijknamige stuk)

 

Wat dat betreft heeft Gardner dus nog een cd te gaan.

 

De Sinfonietta, typische openluchtmuziek, munt uit door zijn gigantische bezetting met piccolo, 3 fluiten, 2 hobo’s, althobo, 3 klarinetten, basklarinet, 2 fagotten, 4 hoorns, 9 trompetten in C, 3 trompetten in F, 2 bastrompetten, 4 trombones, 2 tenortuba’s, 1 tuba, pauken, buisklokken, bekkens, harpen plus strijkorkest. Dat alles komt in volle glorie en met de vereiste impact tot stand bij Charles Mackerras (Decca 448.255-2, 2 cd’s) en in enigszins getemperde vorm bij Gardner die vooral in de lyrische kanten uitblinkt waardoor niet de beginfanfare, maar het moderato het mooiste slaagt.

Ook het Capriccio heeft een merkwaardige orkestratie voor fluit, trompetten, tenor tuba en 3 trombones. De pianopartij voor de linkerhand is niet geschreven voor Paul Wittgenstein, maar voor een ander slachtoffer uit W.O. I, Otakar Hollmann.

Bavouzet maakt virtuoos en briljant alles wat van de solopartij wordt geëist en hij wordt keurig begeleid. Daarna is het wel eens nuttig om een goede interpretatie te horen van de suite uit Het sluwe vosje, nu eens niet die van Václav Talich, maar die van zijn leerling Charles Mackerras.

De voordracht van James Ehnes in het vioolconcert is haast te beleefd, maar gelukkig zorgt de begeleiding voor pittige intensiteit. Het gaat om een ongewoon werk dat door Miloš Štědron en Leoš Faltus werd samengesteld aan de hand van schetsen voor een ouverture van Uit een dodenhuis en klonk pas in 1988 voor het eerst. De ondertitel Pelgrimage van de ziel is mogelijk te herleiden tot een dodelijk ongeval tijdens een algemene staking in Londen waar de componist toen net op bezoek was. 

De Donau zou deel uitmaken van een nooit voltooide vierdelige symfonie. In dit resterende deel zingt Susanna Andersson op gevoelige wijze een fraaie vocalise.

Ook de beide Ballades munten uit door een uitzonderlijke orkestratie. De ene, De zoon van de violist, is gebaseerd op een nogal macaber verhaal uit de Slavische folklore, maar is in dit geval beslist met de door van ’s componisten twee kinderen. De altviolen en de basklarinet spelen de hoofdrol in het stuk.

Blanik over de verborgen kennen we natuurlijk als symfonisch gedicht van Smetana over de Hussieten die zich na een nederlaag hebben teruggetrokken op deze berg, in slaap zijn gevallen in afwachting van het moment dat ze weer voor het vaderland kunnen vechten, geeft opnieuw een belangrijke rol aan de altviolen en de klarinet, maar is over het algemeen wat ‘gewoner’.

Edward Gardner, die intussen een aanstelling heeft als chef van het puike Bergense orkest, levert hier meer dan gedegen werk af in stuk voor stuk opmerkelijk bijzondere muzieken. Een groot voordeel van deze twee uitgaven is de erg goede geluidskwaliteit met een goede orkestbalans en veel in goed perspectief hoorbare details. De toelichtingen van John Tyrell bij deze opnamen zijn heel leerzaam.