CD Recensies

MAHLER: KINDERTOTENLIEDER, LIEDER EINES FAHRENDEN GESELLEN, QUARTETTSATZ

 

Mahler: Kindertotenlieder (arrangement voor klein orkest Reiner Riehn); Quartettsatz; Lieder eines fahrenden Gesellen (arrangement voor klein orkest Arnold Schönberg); Busoni: Berceuse élégiaque op.42 K 252 (bewerking voor klein orkest Erwin Stein). Sara Mingardo (a), Musici Aurei o.l.v. Luigi Piovano c.q. Olaf Laneri (p), Grazia Raimondi (v), Silvio di Rocco (va) en Luigi Piovano (vc). Eloquentia EL1233 (62’23”). 2011

 

Drie van de vier werken op deze cd zijn het bekendst in hun oorspronkelijke vorm met orkestbegeleiding. De liederencycli eventueel ook met pianobegeleiding. Hier zijn ze als een soort tussenvorm te horen met een tot kleinere proporties gereduceerd kamerensemble.

Hoewel Schönberg veel respect oogstte voor zijn diverse arrangementen, knaagt er iets aan deze Lieder eines fahrenden Gesellen in zijn in 1920 gemaakte oplossing voor fluit, klarinet, solostrijkers, harmonium en slagwerk. Hoe knap dat ook is gedaan, hoezeer de contrapuntische lijnen een scherper reliëf krijgen, het klinkt steeds lichtelijk bleek in vergelijking met zowel de intimiteit van de pianobegeleiding als de gevarieerder kleuren van de gewone orkestbegeleiding. Vergelijk het derde lied ‘Ging heut’ morgen übers Feld’ en het daarin besloten oorspronkelijke expressionistische geweld met de wat angstvallige harmonium begeleiding.

Wat dat betreft klinkt de minder extreme oplossing van Riehn voor de Kindertotenlieder aanvaardbaarder. 

Het is wat verrassend om de fraaie alt van Sara Mingardo die tot nu toe op Archiv, Philips, Virgin en Opus 111 voornamelijk te horen was in barokrepertoire nu ook tegen te komen in deze laat negentiende/begin twintigste eeuwse muziekwereld. Dat ze ook hier over het juiste stijlbesef en de juiste expressie beschikt, wordt ampel aangetoond. Ook haar Italiaanse landgenoten zijn internationaal en stilistisch goed ingezworen op dit materiaal.

Tot een pianokwartet gekrompen wagen ze zich ook met succes aan Mahlers Quartettsatz uit 1876. En dan is er Busoni’s Berceuse élégiaque uit 1909 die prachtig aansluit op de rest van het programma. Het werk werd voor gewoon orkest geschreven en is van essentieel belang voor een beter begrip van de componist. Het gaat om een wat verdroomd, ontroerend stuk, geschreven na de dood van de moeder van de componist. Terecht dus, dat de rustig langzame uitvoering meer weg heeft van treurig zuchten dan van het schommelen van een wieg.

Wie wil vergelijken, moet voor de Quartettsatz Domus (Virgin 561.615-2), voor de Lieder eines fahrenden Gesellen en de Kindertotenlieder de proef op de som nemen met Fassbänder (Decca 473.725-2), Ludwig (EMI 564.573-2), Von Otter (DG 477.5329) of Baker (EMI 566.981-2) en voor de oorspronkelijke Busoni Järvi (Chandos CHAN 9920).