CD Recensies

PÄRT: SYMFONIEËN NR. 1-4, KALJUSTE

Pärt: Symfonieën nr. 1 op. 9 Polyfoon, 2, 3 en 4 Los Angeles.Wroclaw filharmonisch orkest o.l.v. Tonu Kaljuste. ECM 481.680-2 (79’22”). 2016

 

Tijdens het Lockenhaus Kamermuziek festival van Gidon Kremer vlak bij de Oostenrijks-Hongaarse grens bestand de mogelijkheid om kennis kennis te maken met avant-garde componisten achter het ijzeren gordijn als Sofie Goebaidoelina en Arvo Pärt en musici van over die grens als András Schiff. Daar leerde ik de enigszins profetisch uitziende Pärt kennen als een fascinerende componist, niet alleen gebaseerd op zijn soort minimalisme. Intussen zijn we beiden in de tachtig, maar de fascinatie bleef. 

Waarom is duidelijk: Pärt behoort tot de weinige componisten die een brug wisten te slaan tussen de eigentijdse muziek en het gewone concertpubliek. Die status was gebaseerd op de muziek die hij sinds het midden van de jaren ’70 schreef; bekende instrumentale werken als Tabula Rasa en Fratres, koorwerken als de Passio, de Berliner Messe en het Stabat mater. Daarin ontwikkelde hij zijn tintinnabulatie techniek waarmee hij melodische vormen en tonale harmonieën in een nieuwe muzikale wereld bracht.

Maar voordat het zover was, was Pärt de eerste componist die in 1960 in Estland 12-toons muziek componeerde en zich daarmee de bezwaren van de Sovjetautoriteiten op zijn hals haalde en ook experimenteerde met neoclassicisme, aleatoire en collagetechnieken. Van de meeste van die vroege werken bestaan nauwelijks opnamen.

Tot de minder bekende werken behoren ook de vier symfonieën, werken uit respectievelijk 1963, 1966, 1971 en 2008. Er is een cd met de titel ‘Honderd jaar Estse symfonie’ met symfonieën van Rudolf Tobias, Heino Eller, Eduard Tubin, Veljo Tormis, Lepo Sumera en Erkki-Sven Tüür (Estonian Record Production ERP 6004). Die bevat de derde symfonie van Pärt.

Inderdaad wordt Symfonie nr. 1 nog beheerst door dissonantie en hoekige 12-toons polyfonie (vandaar de bijnaam) en de 10’37” durende nr.2 door Weberniaans gecomprimeerde bondigheid. Maar in nr. 3 treden tekenen van grondige verandering op door te refereren aan gregoriaans en de meerstemmigheid uit de Renaissance waardoor de muziek een stuk melodieuzer wordt. Met nr. 4 wachtte de componist veertig jaar totdat hij voldeed aan de opdracht van het orkest uit Los Angeles dat onder Esa-Pekka Salonen de wereldpremière van dit spirituele, door de leer der aartsengelen geïnspireerde werk gaf en het meteen ook opnam (ECM 476.3957).

Het mooie aan de interpretaties van Kaljuste en zijn Poolse orkest is, dat hij alle genoemde aspecten van deze soms wat archaïsche muziek zo goed rechtdoet. Met deze fijne opname kan menigeen een nuttige inhaalslag maken.