CD Recensies

RAVEL: TZIGANE; VIOOLSONATE (1897) E.A.

Ravel: Tzigane; Vioolsonate (1897); Debussy: Nocturne et scherzo; Vioolsonate; Uit de 24 Préludes: ‘La fille aux cheveux de lin’; ‘Minstrels’; uit Ariettes oubliées ‘Il pleure dans mon coeur’; ‘Beau soir’; Enescu: Impressions d’enfance. Philippe Graffin en Claire Désert. Avie 2059 (72’58”). 2004

 

Onder titels als In the shade of the forest en The bohemian world of Debussy, Enescu, Ravel wordt deze echt heel bijzondere cd aangeboden.

Ravel had altijd grote belangstelling voor uitvoerende musici die werkten vanuit een volksmuziek traditie. Eén van hen was de Hongaarse Jelly d’Aranyi die hij een keer thuis bij een vriend hoorde improviseren in  1923. Dat leverde de inspiratie voor zijn Tzigane in de stijl van een ‘rapsodie voor viool en piano’. Het werk was het jaar daarop klaar en werd vanzelfsprekend aan d’Aranyi opgedragen. Zij gaf er ook de eerste uitvoering van.

De vioolpartij bezit een levendig Hongaars zigeunerachtig gevoel en maakt qua virtuositeit een gebaar richting Paganini. Het werk begint solo met een cadens op de G snaar, een improviserend klinkende passage die enigszins herinnert aan Paganini’s Variaties op een thema uit Moses van Rossini die ook helemaal voor de G snaar waren geschreven. 

Die cadens culmineert wanneer de piano voor het eerst inzet en het eerste thema (dat we al in leerden kennen middenin het beginvuurwerk hadden gehoord) voorstelt en een vurig duo inleidt dat tot het eind onder hoogspanning blijft.

Het bijzondere aan de uitvoering van Graffin is om te beginnen dat hij zich niet op piano, maar op een enigszins als een geprepareerde piano klinkende luthéal laat begeleiden. De laatste luthéal uit 1922 bevindt zich in het Brusselse muziekinstrumenten museum. Onder andere Theo Olof ging hem daar ooit in voor. Dat instrument werd ook bij de première in 1924 gebruikt. Het gaat daarbij om een Pleyel die half zo groot is als de gangbare concertvleugel en dienovereenkomstig klinkt. Wie het werk zo in deze vorm hoort, heeft geen behoefte meer aan de orkestratie van de pianopartij (bv. van Perlman, EMI). 

Mooi dat hij de Tzigane in het Ravelgedeelte van zijn recital koppelt aan de vroege (en toch postume, want pas ongeveer 35 jaar geleden teruggevonden) vioolsonate die minder bekend is dan de latere uit 1923/7.

Enescu, helemaal geworteld in de Roemeense volksmuziek, is met wat aardige jeugdherinneringen vertegenwoordigd.

Ook de vioolsonate van Debussy vaart heel wel in handen van Graffin en Désert, maar minstens zo attractief zijn de bewerkingen van enige van diens pianominiaturen, deels door de componist zelf, deels door Debussy’s violistische vriend Arthur Hartmann.

Graffin en zijn uitstekende begeleidster spelen al deze werken niet alleen op zichzelf bijzonder gaaf, maar ook vervuld van de juiste gevoelens, deels dus van verlangen en nostalgie, maar gelukkig helemaal zonder ook maar een ogenblik sentimenteel te worden.