CD Recensies

BARTÓK: VIOOLSONATES, RAPSODIEËN, SOLOSONATE, ROEMEENSE VOLKSDANSEN

Bartók: Rapsodieën voor viool en piano nr. 1 BB. 94a, Sz. 86 en 2 BB. 96a, Sz. 89; Vioolsonates nr. 1 BB. 84, Sz. 75 en 2 BB. 85, Sz. 76 en BB. 28; Solovioolsonate BB. 124, Sz. 117; Pianosonate BB. 88, Sz. 80; Roemeense volksdansen nr. 1-6 BB. 68, Sz. 56; Andante in A BB. 26b. Tanja Becker-Bender en Péter Nagy. SWR Media 19003 (2u. 26’35’). 2013

 

Inspiratiebronnen voor zijn werken voor viool moet Bartók, die zelf niet viool speelde, genoeg hebben gehad uit zin kring van violistische vrienden en kennissen: Jelly d’Arányi, Steffi Geyer, Joseph Szigety, Zoltan Székely en op het laatst Yehudi Menuhin. Zij waren krachtige inspiratiebronnen.

In deze als volledig aangeprezen opname van de werken voor viool en piano ontbreken de Contrasten Sz. 111, waarschijnlij omdat ze primair zijn bedoeld voor klarinet, maar toch. Fijn is wel dat de Roemeense volksdansen er in de bewerking van Székely bij zijn.

Wanneer we de voorgaande opnamen van deze werken nader beschouwen, valt op dat er interpretatief twee richtingen te onderscheiden zijn. De ene is die van Szigety (Biddulph LAB 070/71) met de componist aan de piano), de andere die van Menuhin (Ades 14.021-2) en Stern (Sony SK 69245). Het verschil zou men kunnen omschrijven als dat tussen rustiek-cerebraal enerzijds en universeel emotioneel anderzijds. Alle vertolkers na hen voegen zich grofweg in een van die categorieën. Om de interessantsten te noemen:  Faust (Harmonia Mundi HMN  91.1623), Kremer Hungaroton HCD 11655), Tetzlaff (Virgin 545.668-2) in het spoor van Végh en Drucker (Biddulph LAW 019), Pauk (Naxos 8.550749) en Mann (Bartók Records BR 1922) in het andere.

En nu is daar dan de Duitse violiste met haar welgekozen langdurige Hongaarse partner die het beste uit beide werelden combineert en heel mooie dingen laat horen, al blijven vooral Tetzlaff en Faust met hun meer uitgesproken opvattingen interessanter. Maar wie het compromis zoekt, is goed af met deze nieuwe uitgave.