CD Recensies

BEETHOVEN: BAGATELLEN, BRAUTIGAM

Beethoven: Bagatellen op. 33 nr. 1-7; Allegretto in c H. 69; Bagatelle in C H. 73; Bagatelle in Es H. 74; Allegretto in c WoO. 53; Andante in C; Bagatelle in C WoO. 54 ‘Lustig – traurig’; Bagatelle in C WoO. 56; Bagatelle in c WoO. 52; Bagatellen op. 110 nr. 1-11; Pianostukken nr. 1-4 WoO. 59-61a; Bagatelle in C H. 57; Bagatellen op. 126 nr. 1-6. Ronald Brautigam. BIS SACD 1882 (71’07”). 2010

 

Volgens de dikke Van Dale is een bagatelle ‘een klein, licht muziekstuk. Een kleinigheidje dus, maar bij Beethoven is eigenlijk niets een kleinigheid. Van de korte stukken die Beethoven schreef, 24 in totaal, het belangrijkst. Fijn gewrochte en heel karakteristieke werkjes waarin vooruit wordt gekeken naar vergelijkbare stukjes van Chopin en Schumann. Vooral de drie sets op. 33, op. 110 en op. 126 bieden onderling sterke contrasten en een reeks stemmingen tussen de individuele stukken., maar alleen de laatste groep van zes op. 126 was als cyclus geconcipieerd. Ze ontstonden in 1824  en staan met hun complexiteit, hun variérende onderlinge stemmingen en de manier waarop de ritmische voorspelbaarheid voortdurend wordt ondermijnd dicht in de buurt van de laatste sonates,

Deze Bagatellen waren altijd geliefde stukken voor amateur pianisten met voorop de populaire ‘Für Elise’ als afzonderlijk werk dat echter op een andere cd van Brautigam voorkomt. 

Stephen Kovacevich speelde het 24-tal op Philips 426.976-2 en Brendel is met 25 stuks vertegenwoordigd op Philips 456.031-2. Van op. 126 bestaat een mooie opname van Anderszewski (Virgin302.111-2).

Maar Ronald Brautigam is in de tiende uitgave van zijn Beethovencyclus het volledigst en laat ook de echt onbekender stukken met Hess nummers horen, zoals de kostelijke Bagatelle in Es H. 74 die met Schotse achtergrond in twintig seconden voorbij is.

In tegenstelling tot vrijwel ale andere vertolkers speelt Brautigam deze stukken beter passend afwisselend op twee fortepiano’s: door McNulty gemaakte kopieën van een Walter instrument uit circa 1805 en een vijftien jaar later gebouwde Graf kopie. In beide gevallen is sprake van een duidelijk gevarieerder klankkleuring, maar de Graf kopie klinkt voller en minder gevarieerd.

De onderzoekende geest van de pianist, gevoegd bij zijn grote vaardigheden maakt juweeltjes van dit kleingrut. Luister als proef maar naar WoO. 56 en op. 33/3 en 5.