CD Recensies

BACH, J.S.: KUNST DER FUGE, DIE, BRECON BAROQUE EN RACHEL PODGER

Bach, J.S.: Die Kunst der Fuge BWV 1080. Brecon baroque o.l.v. Rachel Podger. Channel Classics CCS SA 38316 (71’08”). 

 

Bachs allerlaatste composities is een van zijn verbluffendste. De Kunst der Fuge bestaat uit een verzameling fuga’s en canons die het hele gamma van de fugatische vormtransities bestrijkt.

De theorie dat het werk was bedoeld als een theoretische intellectuele oefening in plaats van een voor praktische uitvoering bestemd werk is geboren uit het feit dat geen instrumentatie is vermeld in de partituur van de onaf nagelaten compositie. Juist ook omdat het om een incompleet werk gaat, zitten we met onbeantwoorde vragen. Zo is ook de volgorde der delen onbestemd.

Maar het werk is wel zodanig geschreven dat het op een toersinstrument goed uitvoerbaar is. Er is wel gesuggereerd dat Die Kunst der Fuge werd geschreven voor de leden van de in 1738 door Lorenz Mizler opgerichte Correspondierende Societät der musicalischen Wissenschaften. Daar werd de theoretische basis van muziek in mathematische termen onderzocht.

Maar hoewel Die Kunst der Fuge (deze titel is niet van Bach zelf) die door Bach kenner Christoph Wolf wordt gezien als ‘een gigantisch pedagogisch werk waarin de verschillende mogelijkheden van fugatische compositie zijn gevat in klaviermodellen waarin de componist het dialectische principe dat inherent is aan de associatie tussen traditie en modernisme  en wist hoe hij dat moest overdragen’ en zo de componist in zijn meest academische en puzzels oplossende gedaante toont, is er niets pedants aan en blijkt hoeveel energie en inspiratie aan het geheel ten grondslag liggen.

Omdat Bach geen instrumentatie specificeerde staat het in de uitvoeringspraktijk tamelijk vrij eigen keuzes te maken. Er zijn orkestraties van Wolfgang Gräser (1924), Roger Vuitaz (1937) en Hermann Scherchen (1965). Maar kleinschaligheid is begrijpelijk troef de laatste tijd, daardoor raakten deze in onbruik. Zo komen we vanzelf terecht bij de volgende zeer overtuigende realisaties.

Tot de mooiste klavecimbelversies behoren die van Gustav Leonhardt (Harmonia Mundi GD 77013, 2 cd’s) en Davitt Moroney (Harmonia Mundi HMC 90.1169/70, 2 cd’s); bij de pianisten zijn het vooral Charles Rosen (Sony SB2K 63231, 2 cd’s) en Pierre-Laurent Aimard (DG 477.7345) die voor markante vertolkingen zorgden.

Ook Jordi Savall leverde met Hesperion XX een mooie bijdrage (Astrée E 2001). Heel goed zijn verder bijvoorbeeld ook de kwartetversies van het Juilliard kwartet (Sony S2K 45937, 2 cd’s) en het Keller kwartet (ECM 457.849-2).

En nu meldt zich als het authentieker moet ook het in 2007 opgerichte Brecon baroque dat bestaat uit Johannes Pramsohler (v), Jane Rogers (va), Alison McGillivry (vc) en Marcin Swiatkiewicz (kl) met Rachel Podger als uit het verleden bekende vertrouwenwekkende leidster met haar viool. Ook deze nieuwe uitgave heeft bijzondere kwaliteiten qua opvatting en uitwerking die hem aan een heel hoge positie op de voorkeurslijst helpen.