CD Recensies

BARTÓK: CONCERT VOOR ORKEST; 'MUZIEK'; DANSSUITE; RAPSODIEËN E.A, GARDNER

Bartók: Suite De wonderbaarlijke mandarijn op. 19, Sz. 73, BB. 82; Muziek voor snaren, slagwerk en celesta Sz. 106, BB. 114; Orkeststukken nr. 1-4 op. 12, Sz. 51, BB. 64; Melbourne symfonie orkest o.l.v. Edward Gardner. Chandos CHSA 5130 (73’19”). 2013

 

Bartók: Concert voor orkest Sz. 116, BB. 123; Rapsodieën voor viool en orkest nr. 1 Sz. 87, BB. 94b en 2 Sz. 90, BB. 96b met alternatief einde van tweede deel; Danssuite Sz. 77, BB. 86a. James Ehnes (v) met het Bergen filharmonisch orkest o.l.v. Edward Gardner. Chandos CHSA 5189 (80’28”). 2017

 

Met tussenpozen wijdt Edward Gardner zich met orkesten uit Melbourne en  Bergen aan de orkestwerken van Bartók. Niet de meest voor de hand liggende combinatie om op wereldniveau de Hongaarse componist recht te doen. Maar wacht even voordat u dit materiaal terzijde legt.

Vooral het programma uit 2013 is de moeite door de samenstelling ervan. De suite uit de heftige, gewelddadige balletpantomime De wonderbaarlijke mandarijn klinkt om te beginnen gewoon beter dat wil zeggen duidelijker, en helderder met vooral fel koper dan de uitgaven van Fischer (Philips 454.430-2), Boulez (DG 447.747-2), Pasternack (Naxos 8.572448) en Gergiev (RPHO 2005-1, 4 cd’s). Hij onderwerpt de compositie niet aan oververhitting, maar treft ook zo de essentie goed.

Hierna klinkt de subtiel gespeelde ‘Muziek’ haast kamermuzikaal, maar daardoor wel heel helder met een goede articulatie en unanieme, haast dansende pizzicati van de strijkers. Fraai ook zoals de glissandi uit het adagio zijn uitgevoerd voordat het werk uitbundig en vitaal wordt besloten.

Misschien is het resultaat niet geheel de evenknie van wat we bij Boulez (DG 447.747-2), Reiner (RCA 82876-63019-2) of Solti (Decca 475.771-2) te horen krijgen, maar zeer de moeite waard is het beslist.

De tweede uitgave moet het vooral hebben van de programmasamenstelling want die is erg attractief. Een hoogtepunt zijn de door beide Rapsodieën, knap en met aandacht voor de folkloristische invloeden door Ehnes gespeeld en bovendien fijn dat hij het onbekendere slot van de tweede meteen heeft meegenomen. Mooi ook, het snorrende cimbalom. De Hongaars-Roemeense hartstocht is te voelen.

Het Concert voor orkest krijgt een van alle orkestgroepen virtuoze, tamelijk heftige, maar ook lucide verklanking en in de Danssuite worden de folkloristische elementen duidelijk naar voren gehaald.

Leg deze interpretaties desnoods langs de muzikale meetlaat, waarop Fischer in de Danssuite (Philips 454.429-2), het Concert voor orkest  (Philips 476.7255) en de Rapsodieën met Shaham (DG 459.639-2) hoge cijfers haalden.