CD Recensies

BRUCKNER: SYMFONIE NR. 7, HARNONCOURT, HERREWEGHE

Bruckner: Symfonie nr. 7 in E. Orchestre des Champs Elysées o.l.v. Philippe Herreweghe. Harmonia Mundi HMC 901857 (59’54”). 2004

Bruckner: Symfonie nr. 7 in E. Weens filharmonisch orkest o.l.v. Nikolaus Harnoncourt. Teldec 3984-24488-2 (60’01”). 1999

 

Voor wie er zoals ik bij was in Utrechts Vredenburg in april 2004 toen Herreweghe was aangereisd om zich met zijn áuthentieke’ orkest voor het eerst aan een rijpe Bruckner te wagen, is deze daar meteen ontstane opname een feest der herkenning. Hoewel feest? Ik weet dat ik wat gefrustreerd en niet helemaal gelukkig de zaal verliet. Dat het resultaat bijzonder was, valt te ontkennen maar of hier – zoals sommigen beweerden – de ware Bruckner werd onthuld, valt te betwijfelen.

De darmsnaren op de strijkinstrumenten en het minder felle koper zorgen inderdaad voor een klankbeeld dat milder is dan we gewend zijn. Maar of de niet alkleen in lieflijke dalen maar ook in ruige bergtoppen geïnteresseerde componist daar ultiem mee is gediend? Herreweghe streefde bewust naar het belichten van Bruckners melancholieke, rustgevende kant in rustige tempi, maar het beeld dat daardoor ontstaat is wat al te eenzijdig. Qua klank is het allemaal best mooi, hoewel niet steeds perfect. Met deze opzet blijven ook de dynamische contrasten wat gering en wordt de muziek te monochroom. Climaxen zijn teveel understatements. Het resultaat is weer zo’n voor een keer best interessant document, maar voor regelmatig gebruik verdient het aanbeveling terug te keren naar ware Brucknervertolkers als Wand (RCA 74321-34162-2), Haitink (Philips 446.580-2) en Karajan (DG 439.037-2 of EMI 566.095-2). Of naar Harnoncourt. Harnoncourt die jarenlang een haat/liefde verhouding had met de Weners (ook als opera orkest) en die voor zijn eerste opname met dat orkest uitgerekend met een Brucknersymfonie op de proppen komt. Meteen blijkt: beter en hechter had de samenwerking tijdens deze ‘live’ opname in de Wiener Festwochen nauwelijks kunnen zijn. Harnoncourt behandelt – vergeef de manke beeldspraak – als een driedimensionaal berglandschap op museumzaalformaat waar de beschouwer omheen kan lopen en niet als een tweedimensionaal schilderij van zo’n landschap waar men voor kan gaan staan. Het orkest in topvorm geeft het niet te grandioos aangepakte eerste deel een bloeiende lyrische inhoud mee; ook het scherzo en de finale slaagden prachtig. Hooguit het langzame deel werpt hier wat vragen op, is nogal slepend en onvoldoende spannend. Maar als geheel is het een bijzonder geslaagde onderneming, rijp voor een plek aan de top alleen al vanwege het prachtige orkestspel.