CD Recensies

BACH, J.S.: BRANDENBURGSE CONCERTEN NR. 1-6, ABBADO

Bach, J.S.: De 6 Brandenburgse concerten BWV 1046-1051. Orchestra Mozart o.l.v. Claudio Abbado. DG 477.8908 (2 cd’s, 91’28”). 2007

Idem. Medici Arts 205.6738 (dvd, 100’).

 

Wie opgroeide met de Duitse Bachvertolkingen van Karl Münchiner en zijn Stuttgarter Kamerorkest (Decca 458.319-2) uit de jaren vijftig en daarna Karl Richter met zijn Münchens Bachorkest (Archiv 427.143-2) en die wat hakkerige, keurig in de maat, oneerbiedig achteraf als ‘naaimachinestijl bestempelde als basis had, kon zich niet anders dan verheugen toen vernieuwers als Harnoncourt (2x zelfs: Teldec 9031-177611-2 en 0630-18944-2), Koopman (Erato 0630-13733-2) en Pinnock (Archiv 423.492-2) het beeld in gunstige, namelijk ‘authentieker’ zin lieten kantelen.

Na nog volkomen traditionalistisch ingestelde Italiaanse ensembles als I Musici, de Virtuosi di Roma en de Solisti Veneti duurde het lang voordat daar ook het streven naar stilistisch verantwoorde weergave van barokmuziek ingang vond.

Voor één der eerste culminatiepunten zorgde Il Giardino Armonico o.l.v. Antonini (Teldec 4509-9844-2). Hij werd op zijn beurt weer overtroffen door Rinaldo Alessandrini met zijn Concerto Italiano (Naïve OP 30412). Het zijn dan niet de strakke ritmen, maar de mooie melodieën die ineens opbloeien.

En dan nu ineens Claudio Abbado met zijn hybride, sterk gereduceerde en van gasten voorziene Orchestra Mozart, waarmee hij ons al blij maakte met – inderdaad – Mozarts vioolconcerten en wat symfonieën. Wat geweldig dat een qua gezondheid aangeslagen dirigent, ontslagen van de verplichtingen van een veeleisend vast dirigentschap, zich ineens ontpopt als een Collegium Musicum man.

De cd uitgave van Bachs Brandenburgse concerten in 2011 werd in 2009 voorafgegaan door een dvd dito. In beide gevallen gaat het om ‘live’ opnamen die werden gemaakt tijdens een tournee; bij de dvd om een optreden op 12 april 2007 in het Teatro municipale Romolo Valli in Reggio Emilia, bij de cd uitgave om een optreden daar op 21 april.

Juist omdat het klinkend resultaat zo aangenaam, zelfs vrolijk stemt, was het wenselijk geweest wanneer het tekstboekje meer informatie had bevat. Bijvoorbeeld over het gebruikte instrumentarium, de keuze der musici en sommige instrumenten.

Het in volle bezetting 29-koppige ensemble is samengesteld uit 4 eerste violen, 4 tweede violen, 4 altviolen, 2 violi da gamba, 3 celli, 1 violone, 1 dwarsfluit, 2 blokfluiten, 3 hobo’s, 1 fagot, 2 hoorns en 1 trompet. Het is een hybride, dus niet specifiek met barokinstrumenten uitgerust ensemble rond primarius Giuliano Carmignola en zijn klavecinist Ottavio Dantone. De Deense blokfluitiste Michala Petri kan zich vooral in het vierde concert uitleven, daarentegen treedt Jacques Zoon met zijn bijzondere houten fluit aan in het vijfde concert en Reinhold Friedrich met een piccolotrompet in het tweede. Gezichten die we ook kennen uit Abbado’s Mahlerserie in Luzern.

Hoe ga ge te werk wanneer je niet anoniem ten onder wilt gaan in de groeiende stapel vaak hoogwaardige opnamen van de Brandenburgse concerten? Zoek je het in radicaliteit om de luisteraar te verbazen of te ergeren? Of volg je het spoor van de beste vertolkers en probeer je het net nog wat beter te doen? Abbado en de zijnen volgen de laatste koers en slagen op briljante wijze. Met groot succes.

Op de dvd is te zien dat de meeste strijkinstrumenten van moderne snit zijn, maar dat wel barok strijkstokken worden gebruikt. Hoe dan ook: de meeste jongere musici kunnen met oud historisch en modern materiaal even goed uit de voeten.

Wat is de rol van de dirigent hier? Die schuilt waarschijnlijk vooral in de voorbereiding, want tijdens de uitvoeringen hanteert hij geen stokje en zijn z’n aanwijzingen miniem; in het zesde concert is hij geheel afwezig. Hij lijkt wel zijn stempel op de interpretaties te drukken, want deze zijn zo humaan, onopgesmukt, van speelvreugde getuigend, muzikaal gevoelig en tot in het detail verzorgd. Het is natuurlijk ook muziek die meer voor de instrumentalisten dan voor de dirigent te bieden heeft Noot na noot valt precies op zijn plaats, de muziek klinkt fijn doorzichtig en duidelijk, de solisten Carmignola, Dantone, Petri, Zoon, Friedrich en de twee altisten in het zesde concert fungeren als primes inter pares en de beide hoornisten onderscheiden zich vooral in het eerste concert.

Er zijn onderweg wat verrassingen bijvoorbeeld in de vorm van kleine versieringen hier en daar of de vertraging aan het eind van het eerste deel van het eerste concert. Het derde concert bevat terecht een klavecimbelsolo tussen beide delen. De snelle delen zijn soms aan de heel snelle kant, maar deze musici kunnen dat goed aan. Aan het slot blijft men bewonderend en ja: extra opgewekt achter.