CD Recensies

BLOCH: SCHELOMO, STEM IN DE WILDERNIS, UIT HET JOODSE LEVEN

 

BlochSchelomo; Uit het Joodse leven (bew. Palmer); Stem in de wildernis; Bruch: Kol Nidrei op. 47. Natalie Clein met het BBC Schots symfonie orkest o.l.v Ilan Volkov. Hyperion CDA 67190 (61'30"). 2011

 

In een intelligente toelichting schrijft Natie Clein, in 1995 winnares van het BBC Young Musician of the Year concours en inmiddels uitgegroeid tot een volwaardige, gerespecteerde soliste dat “Bloch aan het begin van de twintigste eeuw al dringend streefde en verlangde naar artistieke uitingen van een Joodse identiteit tegen de achtergrond van een groeiend antisemitisme”.

Van daaruit is het niet lastig om de inhoud en de tendens van de Rapsodie voor cello en orkest Schelomo uit 1916 (waaraan parallel aan deze recensie een Vergelijkende Discografie is gewijd) te begrijpen. De soliste mijdt elk element van show en extroverte sensualiteit in een eerder doorwrocht bedachtzame verklanking als een soort persoonlijke bekentenis. Ze zorgt hiermee voor een interessant alternatief van de vertolkingen van Mørk (Virgin 545.664-2), Isserlis (Virgin 561.490-2) en Thedéen (BIS CD 576). Gek genoeg bestaan van het symfonisch gedicht voor cello en orkest Stem in de wildernis (1936), een reeks van zes meditaties, nauwelijks andere hoogwaardige opnamen en van georkestreerde versies van Uit het Joodse leven helemaal geen. Hier heeft Clein het rijk vrijwel alleen en maakt mooi verschil tussen dat zestal.

Uit het Joodse leven (1924) is oorspronkelijk een cyclus voor cello en piano die hier klinkt in een mooie bewerking van Christopher Palmer waarin ook de harp een belangrijke rol krijgt toebedeeld bij een begeleiding door strijkorkest. 

Deze beide werken zijn van een enigszins fragmentarisch karakter wat de structuur niet ten goede komt. Wel tillen Clein en Volkov deze werken in interpretatief opzicht op een hoog niveau. Ze zorgt namelijk niet alleen voor een technisch gave realisatie, maar brengt ook kleur en contrast aan en brengt haar opvatting over ‘Alles is ijdelheid’ gemotiveerd tot uiting.

In Kol Nidrei van Bruch (1881) speelt de cello de rol van een cantor in de synagoge die responsoria zingt. Het werk is een bekende pijler in het cello repertoire en iedere cellist van naam en faam heeft het werk wel op zijn programma. Clein maakt er vanaf de dalende inzet met haar mengeling van innerlijke rust en gedemonstreerde hartstocht in expressief opzicht iets bijzonders van door er een tocht vanuit de duisternis naar het licht van te suggereren. Denk ter vergelijking opnieuw aan Mørk, maar ook aan de jonge Chang (EMI 556.126-2).