RABIN, MICHAEL: GENIUS OF THE VIOLIN, A

Michael Rabin: A genius of the violin. Ravel: Tzigane M. 76; Paganini: Vioolconcert nr. 1 in D op. 6; Saint-Saëns: Havanaise op. 83, Introduction et rondo capriccioso op. 28; Bruch: Schotse fantasie op. 46; Tchaikovsky: Vioolconcert in D op. 35; Glazoenov: Vioolconcert in a op. 82; Wieniawski: Vioolconcert nr. 1 in fis op. 14; Bach, J.S.: Solovioolsonate nr. 3 in C BWV. 1005; Beethoven: Vioolsonate nr. 8 in G op. 30/3; Fauré: Vioolsonate nr. 1 in A op. 13; Debussy: ‘La plus que lente’ uit Préludes I L. 121 (bew. Roques); Prokofiev: ‘Mars’ uit De liefde der drie sinaasappelen op. 33b (bew. Heifetz); Mendelssohn: Vioolconcert in e op. 64; Mozart: Vioolconcert nr. 4 in D KV. 318; Creston: Vioolconcert nr. 2 op. 78. Met het Philharmonia orkest o.l.v. Adrian Boult, Lovro von Matacic, Alceo Galliera, Lothar Broddack (p), het Hollywood Bowl symfonie orkest o.l.v. Felix Slatkin, Leon Pommers (p), het Denver symfonie orkest o.l.v. Saul Caston, het Los Angeles filharmonisch orkest o.l.v. Georg Solti. Profil PH 20003 (4 cd’s, 5u., 09’23”). 1954/1962

Oude herinneringen aan Engelse Columbia lp’s uit de jaren 1950 tot 1963 werden gewekt door deze heruitgave van de meeste opnamen die de als een virtuoze vuurpijl verschenen uiterst begaafde en zeer tragische Amerikaanse violist Michael Rabin (1936 - 1972) in zijn korte carrière maakte. Hij had inderdaad iets van A genius of the violin. Het heette dat hij omkwam na een val uit een raam, hoewel hij in feite blijkbaar uitgleed op een gladde parketvloer en ongelukkig op een stoel terechtkwam. Goed mogelijk, maar dan kwam dat mogelijk omdat hij was gedrogeerd, want helaas was hij verslavende middelen gaan gebruiken. Mogelijk omdat hij niet was opgewassen tegen de enorme prestatiedruk en de hoge verwachtingen die in hem werden gesteld. 

Zijn vader was violist in het New York filharmonisch orkest en zijn moeder pianolerares. Hij begon op driejarige leeftijd met viool te spelen, trad als tienjarige voor het eerst op in het openbaar en debuteerde als veertienjarige in Carnegie Hall. Daarna volgden heel wat optredens in de V.S., Europa en Israël waar hij zijn virtuoze brille kon tonen. Aan het eind van de jaren vijftig staakte hij het maken van studio-opnamen.

Hij vond het een hele eer dat Paul Creston in 1960 een Vioolconcert voor hem componeerde.

Hoe blij ik ook ben met deze mooie herinneringen, is te betreuren dat het album niet meteen al zijn opnamen bevat. Wat ontbreekt, zijn bijvoorbeeld de 24 Caprices van Paganini die elders te vinden zijn (Warner 7243-67986-2) en de Symphonie espagnole van Lalo, het Vioolconcert van Brahms en wat kortere stukken op (Tahra TAH 632/3).

Het heeft iets deprimerends om naar deze heruitgaven te luisteren. Niet dat de vertolkingen slecht zouden zijn - in tegendeel, ze vertonen geen enkele zwakheid! - maar omdat de violist slecht zo’n korte carrière had en nog zoveel had kunnen betekenen.