ARGERICH, MARTHA EN NELSON FREIRE, SALZBURG 2009

Martha Argerich en Nelson Freire. Brahms: Haydnvariaties op. 56b; Rachmaninov: Symfonische dansen op. 45; Schubert: Rondo in A D. 951; Ravel: La valse. DG 477.8570 (72’26”). 2009

 

Zelfs wanneer Argerich bijna al deze werken al eens eerder, meest met andere partners, opnam, blijft het fascinerend wat ze daar nu weer mee doet op een memorabele avond in augustus 2009 in het Grote Festspielhaus, op zichzelf niet de ideale omgeving voor concertvleugels. De pianiste vervult de eerste pianorol bij Brahms en Ravel en de tweede bij Rachmaninov en Schubert. Het gaat inderdaad voor het leeuwendeel om werken voor twee piano’s, alleen de Schubert is vierhandig.

Wie echt in het diepe wil duiken met Argerichs eerdere vertolkingen, moet voor Brahms beschikken over haar opnamen met Rabinowitsch (Teldec 4509-92257-2) en Leschenko (EMI 358.472-2), voor Rachmaninov met Rabinowitsch (Teldec 9031-74717-2), met Economou (DG 477.662-3), voor Ravel met Rabinowitsch (Teldec 4509-96435-2) en Freire (Philips 475.852-2). Maar waarom zou men zo ver in de historie tot 1984 teruggaan wanneer tevoren duidelijk is dat dé grote constante vrijwel in alle opzichten hetzelfde is?

Bij Argerich en Freire gaat het om zeer ervaren duospelers die elkaar van haver tot gort kennen, die samen ademen, de polsslag van de muziek perfect aanvoelen en hun oren gebruiken. Het stuk van Brahms begint wat nuchter, maar ontwikkelt zich daarna met veel fantasie en afwisseling. In Rachmaninovs eigen bewerking van zijn Symfonische dansen horen we hoe beide pianisten bedoeld of onbedoeld een bijna orkestrale, kleurige klankproductie realiseren en de Valse van Ravel streeft meedogenloos naar zijn ontploffende climax. Deze cd is ondanks zekere herhalingen weer een feest voor het gemoed en een sierraad voor de Argerich discografie. De pianiste is moeilijk te betrappen op een slechte dag. Vaak verschijnt ze niet, maar àls ze er is, dan voor 110%.