VISIONS FUGITIVES, TØNNESEN

Visions fugitives. Prokofiev bew. Barshai: Visions fugitives op. 22 nr.1-16; Hindemith: Stukken voor strijkorkest op. 44 nr. 1-5; Webern: Stukken voorstrijkorkest op. 5 nr. 1-5; Bartók: Divertimento voor strijkorkest Sz. 113, BB 118. Camerata Nordica o.l.v. Terje Tønnesen. BISCD 2126 (68’35”). 2006

 

Vreemd dat dit geweldig uitgevoerde materiaal dertien jaar in de kast is gehouden voordat we er van kunne genieten. Het enige minpuntje is dat de echte Visions fugitives bij nummer 16, dolente, eindigen terwijl de laatste vier er gezien de resterende open speelduur nog best bij hadden gekund. Wie het twintigtal volledig wil hebben, is aangewezen  op Marriner (Decca 478.2759) die verder hetzelfde programma opnam maar dan in klankmatig wat aangedikte, maar minder geestige en vibratorijkere gedaante dan deze Zweden of op Bashmet (Onyx ONYX 4017). 

Deze grillige, virtuositeit vergende miniaturen worden precies gespeeld volgens het hier niet geciteerde gedicht van Konstantin Balmont: ”In elk vluchtig visioen zie ik hele werelden. Ze wisselen eindeloos, flitsen in speelse regenboogkleuren.”  

Humorlozer, droger klinken de stukken van Hindemith, maar ze worden wel zoals bedoeld gespeeld. Ze stammen dan ook uit het Schulwerk. Gebrauchsmusik die primair voor educatieve doeleinden werd geschreven.

De vijf stukken van Webern uit 1909 kennen we primair in de strijkkwartet vorm, maar voldoen in hun expressionistische, proto serialistische, sterk geconcentreerde vorm uit 1929 zo haast nog sterker. Het bekende Divertimento van Bartók wordt bewust niet super gladjes en verfijnd maar met wat toelaatbare, zelfs gewenste ruwe randjes afgeleverd. De levendige ritmen en de virtuoze passages komen niets tekort.

De opname is ideaal geslaagd en klinkt helder, homogeen en met enige dieptewerking. Een uiterst geslaagd geheel.