VENTS FANÇAIS, LES: KWINTETTEN E.A.

Vents français, Les. Ibert: Pièces brèves nr. 1-3; Ravel: Le tombeau de Couperin (bew.); Jolivet: Sonatine voor hobo en fagot; Milhaud: La cheminée du roir René op. 205; Taffanel: Blaaskwintet in g; Ligeti: Bagatellen nr. 1-6; Zemlinsky: Humoreske; Barber: Summer music; Veress: Sonatine voor hobo, klarinet en fagot; Hindemith: Kleine Kammermusik op. 24/2. Les vents françaix. Warner 2564-63484-5 (2 cd’s, 1u. 57’46”). 2011

 

Vents français, Les. Poulenc: Sextet FP. 100; Farrenc: Sextet in c op.40; Roussel: Divertimento in G op.6; Caplet: Kwintet voor piano en blazers; Mozart: Kwintet voor piano en blazers in Es KV 452; Beethoven: Kwintet voor piano en blazers in Es op. 16; Thuillle: Sextet in Bes op. 6; Rimsky-Korsakov: Kwintet in Bes. Met Eric le Sage (p). Warner 2564-62318-5 (3 cd’s, 2u. 59’27”). 2014

 

Op vijf cd’s geven Les vents françaix bestaande uit Emmanuel Pahud (fl), François Leleux (h), Paul Meyer (kl), Gilbert Audin (fag) en Radiovan Vlatković (hrn), op de tweede set aangevuld met pianist Eric Le Sage een aardig volledige anthologie van wat zich sinds Mozarts tijd op het gebied van de kamermuziek voor blazers afspeelde. Dat het accent op de twintigste eeuw ligt, hoeft nauwelijks te verbazen. Dat twee leden van het ensemble niet uit Frankrijk komen – Pahud is Zwitser, Vlatković Kroaat – speelt nauwelijks een rol. Alle vijf hebben solistisch hun sporen verdiend en ze vormen een homogeen, briljant ensemble.

Frans is misschien wel de lichte, heldere, subtiele ensembleklank. De nodige virtuositeit is een vanzelfsprekendheid. Er wordt ook haast on-Frans nauwkeurig gemusiceerd. Individueel ontwikkelen de musici een mooi timbre, ze intoneren zuiver en fraseren, articuleren heel fraai. Hun kleuren worden gaaf vermengd en eigenlijk klinkt alles wat er hier te horen krijgen behoorlijk superieur.

Fijn dat ook aandacht wordt gevestigd op minder bekende componisten als de Française Louise Farrenc (1804-1875); in 1852 diende Beethoven haar duidelijk als voorbeeld; terloops worden we ook aan Hummel herinnerd en de met R. Strauss bevriende Oostenrijker Ludwig Thuille (1861-1907). Diens werk uit 1888 is een echte trouvaille in melodisch opzicht; hier verkeren we in de nabijheid van Brahms.

Minder goed verging het Rimsky-Korsakov met zijn kwintet uit 1876. Hij zond het in voor een kamermuziekconcours maar kreeg er zelfs nauwelijks een eervolle vermelding voor. Toch blijkt het een levendig stuk met een prachtig ontspannen middendeel en een gepassioneerde fugatische finale te zijn. Hier krijgt het werk meer glans dan bijvoorbeeld bij het  Hexagon ensemble (Et’cetera KTC 1246).

Van de kwintetten van Mozart en Beethoven bestaan andere topklasse opnamen. Bijvoorbeeld die oude van Gieseking met leden van het Philharmonia orkest als hoornist Dennis Brain (Testament SBT 1091), maar de nieuwe opname klinkt niet alleen beter in stereo, maar de vertolkingen zijn ook minstens zo treffend.

Het werk in mooi contrasterende rondovorm geschreven Divertissement van Roussel dateert uit 1906 uit de tijd toen hij nog bij Vincent d’Indy studeerde. Ook Caplet schreef zijn mooie vierdelige kwintet op jeugdige leeftijd in zin studententijd in 1898.

Van de diverse Franse composities is duidelijk het Sextet van Poulenc het belangrijkste. Hij schreef het in 1932 en herzag het in 1939, Hier krijgt het werk een vooral elegant cachet en krijgt met meer glans dan bij het ook als altijd verdienstelijke Nash ensemble (Hyperion CDA 672556, 2 cd’s).

Maar ook het door typisch gallische charme beheerste kwintet van Paul Taffanel uit 1876 blijkt een heel substantieel werk te zijn. Wat een contrast met de aforistische aan Musica ricercata ontleende Bagatellen van Ligeti uit 1956. Voor nuttige rustpunten zorgen de licht Mahleriaanse Humoreske van Zemlinsky en de inderdaad zonnige Summer Music van Barber uit 1956.

De met veel aplomb uitgevoerde Kleine Kammermusik van Hindemith uit 1922 en de levendig, maar wat norse sonatine voor hobo, klarinet en fagot van Veress uit 1933.

Als enige wat vreemde eend in de bijt fungeert  de kwetterende sonate voor hobo en fagot van Jolivet uit 1963.

Laten we hopen dat Les vents français hun reeks voortzetten met zeker in aanmerking komende werken van Danzi, Rosetti, Rubinstein, Magnard, Nielsen, Bentzon, Amram, Bacewicz, Escher, Respighi, Aljabev, Onslow, Françaix, Holst, Carter, Berio, Rihm, Birtwistle, Vasks en Pousseur.