SCHIFF, ANDRÁS: PIANOCONCERTEN EN KAMERMUZIEK

Schiff, András: Pianoconcerten en kamermuziek. Bartók: De drie pianoconcerten. Met het Boedapest festival orkest o.l.v. Iván Fischer; Beethoven: De vijf pianoconcerten met de Saksische Staatskapel o.l.v. Bernard Haitink; Pianosonate nr. 23 in f op. 57 Appassionata; Veress: Concert voor piano, strijkorkest en slagwerk; Hommage à Paul Klee; 6 Csárdás. Met Dénes Várjon en het Boedapest festival orkest o.l.v. Hans Holliger; Mozart: Pianotrio’s nr. 4 in E KV 542 en nr. 3 in Bes KV 502; Klarinettrio in Es KV 498 Kegelstatt. Met Yuuko Shiokawa (v), Erich Hobarth (va), Miklós Perényi (vc) en Elmar Schmidt (kl); Schubert: Arpeggione sonate in a D. 821; Pianotrio’s in Bes D. 898, en Es D. 929; Pianotriodeel in Es D. 897 Notturno; Dvorak: Pianokwintet nr. 2 in A op. 81; Pianokwartet nr. 2 in Es op 87. Met het Panocha kwartet. Warner 2564-69967—5 (9 cd’s,  10uur 05’55”). 1996/99  

 

De muziek international Warner met als belangrijkste leveranciers de rijk gevulde catalogi van Teldec en Erato mag dan (schijn)dood zijn, gelukkig worden nog wel de nodige activiteiten ontplooid op het gebied van geherschikte heruitgaven als Warner Classics. Zoals deze rond de Hongaarse pianist András Schiff, van wie parallel een dergelijk album met piano solo-opnamen. De inhoud van dit album met 9 cd’s is heel divers en men kan aanschaf overwegen op grond van bewondering voor de pianist of om de lage prijs.

Wat krijgt men daarvoor? Veel waardevols en moois! Hooguit heeft men de bekendste werken uit de collectie al in andere uitvoeringen, maar wat is er tegen goede alternatieven? Bartók drie pianoconcerten stammen van Teldec 0630-13158-2 en zijn als kleurige, heel idiomatische, briljante verklankingen minstens evenwaardig aan die van het drietal Zimerman/Andsnes/Grimaud (DG 477-533-2) en de historische opname van Anda (DG 447.399-2).

Het Beethovengedeelte komt van Teldec 3984-26800/2-2 en blijft in interpretatief opzicht nauwelijks achter bij de favoriet tot nu toe (Perahia, ook met Haitink: Sony S3K 44575) en is te verkiezen boven Brendel/Rattle op Philips. Bij nader beluisteren is Schiffs destijds vrij onopgemerkte set eigenlijk gelijkwaardig en in sommige aspecten zelfs fraaier, nog helderder en zangeriger, nog mooier begeleid haast en tot slot fijn heroïsch in de Appassionata. Alleen Aimard (zo nog verkrijgbaar op Teldec 0927-47334-2) blijft een categorie apart hiernaast.

De Mozart trio’s stammen van Teldec 4509-99205-2. Hier stapte Schiff over op een Hammerklavier en speelt hij heel gedistingeerd met de mooi uitgesponnen langzame delen als hoogtepunten. Klarinettist Schmidt heeft een aangenaam, volle ronde toon; de minste is het gezelschap is de echtgenote van de pianist, violiste Shiokawa met een nogal kale toon. Voor de pianotrio’s in het algemeen is de opname van het Parnassus trio (MDG 303.0373-2) te prefereren.

Dan Schubert: (van 0630-13151-2) een vrijwel volledig succes. De Arpeggione sonate heeft vaart in de hoekdelen maar profiteert niettemin van wat smaakvolle expressieve rubati; dankzij Schiff is het adagio heel zangerig. In de pianotrio’s claimt Schiff terecht de hoofdrol en wie zijn Decca opnamen van Schuberts vioolsonates kent, weet wat voor groot Schubertvertolker hij is. Hier is Shiokawa’s vloeiende, elegante vioolspel ineens een genoegen. De finale van het Trio in Es duurt hier zo’n twintig minuten. Niet omdat de uitvoerenden zo traag zijn, maar omdat ze zijn teruggegaan naar het origineel. Toen Schubert het werk voor een gedrukte versie klaarmaakte, schrapte hij de herhaling van de expositie en bracht hij uitgebreide coupures aan. Hier horen we dat deel in zijn volle Himmlische Länge. Natuurlijk zijn Maisky/Argerich (Philips 412.230-2) en Wispelwey/Giacometti (Channel CCS 9696) in de Arpeggione ook lofwaardig en het Trio Fontenay (Teldec 4509-94558-2) en het Beaux Arts trio (Philips 438.700-2) in de pianotrio’s idem, maar Schiff c.s. zijn hier minstens evenwaardig.

Volgt Dvorak (van Teldec 0630-17142-2). Ook heel geslaagd en inmuzikaal gedaan, hoewel hier Menahem Pressler en het Emerson kwartet (DG 439.868-2) met een geringe marge de voorkeur verdienen.

Last but not least is daar Sándor Veress (1907-1992), de Hongaarse componist die László Lajhta assisteerde in het Etnologisch museum in Boedapest, met Bartók samenwerkte in de afdeling volksmuziek van de Hongaarse Academie van wetenschap en die in tegenstelling tot Bartók in zijn vaderland bleef tijdens W.O. II en die Kodály in 1943 opvolgde als directeur van de Muziekacademie in Boedapest om pas in 1948 bij de vestiging van het communistische regime van Rákosi uit te wijken naar Zwitserland. Daar ontfermden uitvoerende musici als Heinz Holliger en later Thomas Zehetmair zich op cd over een paar van zijn werken. Maar hier biedt landgenoot Schiff daarvan een mooie dwarsdoorsnee.

Aan het nodige epigonisme ontkwam hij als componist niet en voortdurend krijgt men associaties in de zeven Fantasieën voor 2 piano’s en orkest met de titel Hommage à Paul Klee.  Met  bijvoorbeeld Hovhaness en Rautavaara in de eerste en zelfs met Rodrigo in de tweede. Maar het is heel interessante, plezierige muziek die voortreffelijk wordt uitgevoerd. Jammer dat bij deze heruitgave de reproducties van Klee’s schilderijen (als Zeichen in Gelb, Feuerwind, Alter Klang, Unten und Oben, Steinsammlung en Kleiner Blauteufel) niet meer zijn afgedrukt.

Het Concert voor twee piano’s, strijkorkest en slagwerk uit 1952 is een aanzienlijk mildere versie van Bartóks Muziek. Het werk begint ontwapenend luchtig; beide begindelen zijn in driedelige liedvorm terwijl in het derde en eigenlijk belangrijkste even wordt gestoeid met een twaalftoonsreeks en de onmiskenbare invloed van Bartók blijkt. De 6 vooroorlogse Csàrdàs zijn voor pianosolo zijn best geestige contrapuntische miniatuurtjes die in de verte iets van Copland hebben.

Al met al een mooie, zeker niet alledaagse collectie met over de hele linie erg goed klinkende opnamen.