STOKOWSKI, LEOPOLD: ORKESTBEWERKINGEN

 

Stokowski bewerkingen. An evening with Leopold Stokowski. Bach: Toccata en fuga in d BWV 565; Air uit Orkestsuite nr. 3 in D BWV 1068; Cesti: ‘Tu mancavi a tormentarmi’; Händel: Prelude, Alla hornpipe, allegro, menuet, lentement, bourrée uit Water music HWV 348/50; Purcell: Suite van vijf stukken: ‘Trumpet tune’, ‘Echo’ (Pastorale), ‘Hornpipe’, ‘When I am laid in earth’ uit Dido and Aeneas, ‘Largo en Allegro’; Palestrina: ‘Adoramus te’; Ockeghem: ‘Intemerata Dei mater’; Tchaikovsky: ‘Slavische mars’ op. 31. Brussels filharmonisch orkest (Orkest van Vlaanderen) o.l.v. Richard Egarr. Glossa GCDSA 922209 (68’25”). 2008

 

Om ons allereerst op Bach te concentreren: tot begin jaren vijftig kon men vrij regelmatig op de radio de fameuze romantische, volbloedige orkestbewerking door Stokowski van het populaire orgelwerk Preludium en fuga in d horen. Dat bij Bach het barokke tijd gebondene en de volkomen tijdloosheid zo mooi samenvallen gaf aanleiding tot allerlei bewerkingen, zelfs voor accordeon.

Je hoefde niet volkomen met puristen mee te gaan om in een nieuw tijdbestek met meer respect voor het gecomponeerde een hekel te hebben aan zulke opgeblazen bewerkingen als die uit 1927 van Stokowski.

Het luisteren naar Stokowski’s eigen opnamen daarvan – en er zijn er vier: met het Philadelphia orkest (Nuova Era 5025 (2 cd’s), met het New Yorks Symfonie orkest (EMI 566.385-2), met het Stokowski symfonie orkest (EMI 565.915-2, 7 cd’s) en met het Londens symfonie orkest (RCA 9026-68443-2, 14 cd’s); er is ook een recenter opname van Wolfgang Sawallisch met het Philadelphia orkest (EMI 555.592-2) – zal nu wel tot de zeldzaamheden behoren, maar waarom zou de tijd niet zijn genomen voor een nieuwe realisatie in beter, dat wil zeggen dsd/sacd klankgewaad? Dat voor deze herwaarderingspret uitgerekend de oude muziek specialist, klavecinist/fortepianist/organist Richard Egarr (ook wel dirigent van het Schots Kamerorkest) tekent, heeft een meer dan symbolische waarde.

Wanneer we eens even alle puristische principes opzij zetten en ons overgeven aan deze bewerking, blijkt dat die bewerkingen van Stokowski heel knap in elkaar zitten. De basisgedachte, vorm en structuur zijn niet aangetast, er zijn kleuren toegevoegd en de grootsheid van het dubbelstuk komen nog grootser naar voren dan op het grootste (en ook onbarokke) orgel.

Het Vlaams/Brusselse (en ineens niet meer Antwerpse) orkest had er zin in en zorgt voor een vertolking vol overgave.

Je kunt je afvragen of een orkest met meer pluche in zijn klank, zoals het Berlijns filharmonisch ten tijde van Karajan, het mooier zou hebben afgeleverd.

Van Händels Watermusic kenden we in het verleden suites in de bewerking van Stokowski uit 1927 (vastgelegd door Ormandy met het Philadelphia orkest op Sony 82876-85242-2), Hamilton Harty uit 1923 (Dutton CDLX 7016) en Malcolm Sargent (?) plus eentje vrij anoniem voor blaasorkest. Händel/Harty heb ik voor het laatst ‘live’ in 1958 in Luzern met het Philharmonia orkest onder Karajan gehoord.

Egarr voegde aan Stokowski’s pomp and circumstance nog wat extra zwier toe en beweegt zich zo in de richting van Beechams bewerking van de Messiah (RCA 9026-61266-2, Biddulph 059/61).

Van de overige werken is vooral interessant wat op vernuftige wijze door Egarr met behoud van het oorspronkelijke karakter werd gemaakt van Ockeghems ‘Intermata Dei mater’.

Dat de Marche slave van Tchaikovsky nog wat verder kan worden opgeblazen, blijkt mooi uit de uitsmijter finale van deze interessante, zelfs geestige cd. Stokowski deed het al in 1942 voor met het NBC orkest (Cala CACD 0502) en later met het Londens symfonie orkest (Cala CACD 0536).

Aangedragen voer te over voor luisteraars die zich nader in dit soort bewerkingen willen verdiepen.