ROYAL WIND MUSIC, THE: SWEETE MUSICKE OF SUNDRIE KINDES

The Royal Wind Music o.l.v. Paul Leenhouts. Sweete Musicke of sundrie kindes. Mallorie: Miserere; Parsons: A songe called Trumpetts; Coprario: Fantasia; Coperario, or Gray’s Inn, the first; Turges: Alas, it is I that wot not what to say; Tallis: When shall my sorrowful sighing slack?; Brade: 2 Galliards; Dowland: Semper Dowland semper dolens; M. Buctons galliard; Susanna galliard; Harding: A fancy; Weelkes: Innomine; Byrd: Browning; Woodcock: Hackney; Holborne: Pavan: The image of melancholly; Galliard: Heigh to holiday; Anon.: William’s love; Bull: The Bull masque; Anon.: The Cupid’s dance; The Maypole; (Anti-masque). Lindoro NL 3023 (58’50”). 2011

 

De gedegen zorgvuldigheid waarmee deze inmiddels zevende opname van het nogal unieke in Amsterdam gevestigde grote blokfluitensemble van sopranino tot sub-bascontra van12 leden plus dirigent is betracht begint bij de grondige documentatie van de deelnemers, de gebruikte instrumenten en de wisselende bezettingen. In de met relevante miniatuurafbeeldingen verluchte toelichtingen wordt alles rond de gespeelde stukken in het Engels, Nederlands en Spaans goed nader toegelicht. De titel van deze uitgave blijkt te zijn ontleend aan Tomas Ford (1607). Met dat jaartal komen we ook globaal in de Renaissance tijd waarin deze muziek in Engeland werd geschreven. Muziek die de musici uit de Italiaanse familie Bassano speelde toen ze als componisten, instrumentbouwers en uitvoerenden als The King’s Minstrels of The Royal Wind Music werkzaam waren aan het hof van de zelf musicerende Hendrik VIII verbonden waren. Wie het geweldige Bring up the bodies van Hilary Mantel (Fourth Estate, Londen 2012) heeft gelezen, krijgt daar dus hier klinkende illustraties bij. 

Van betrekkelijk  bekende componisten als Coprario, Tallis, Dowland, Weelkes, Byrd, Holborne en Bull  horen we in rijke afwisseling dansen, fantasieën en instrumentale bewerkingen van madrigalen en motetten. De kennismaking met onbekenderen als Mallorie, Parsons, Turges, Brade, Harding en Woodcock is van even aangename aard. Zelfs de beroemde Anon. speelt een niet geringe rol. Zover wat de achtergronden betreft.

Belangrijker is natuurlijk wat we te horen krijgen. Gedurende bijna een uur krijgt de luisteraar de gelegenheid om optimaal kennis te maken met persoonlijkheden die veel complexer blijken te zijn dan men zou verwachten; dat geldt zowel voor de componisten als voor de vertolkers. Wat hier wordt gedemonstreerd is een grote verscheidenheid aan kleur en stemming van elke componist, maar ook wat betreft de grote vaardigheden en de prachtige klanken die het Amsterdamse Consort ten gehore brengt.

Statige, soms melancholieke stukken worden mooi afgewisseld door zwierige, virtuoze en speelse. Een vleugje satire spreekt uit de gemaskerde dansen. Over die nuttige afwisseling is waarschijnlijk goed nagedacht. Afwisselende, of juist verwante toonaarden, soms ook thema’s zijn logisch geprogrammeerd. Dat de klank van het ensemble soms wat orgelend is, is een logisch gevolg van het feit dat zoveel ‘pijpen’ tegelijk worden aangeblazen. Te spreken van een hoog, homogeen uitvoeringsniveau van een unaniem opererend ensemble lijkt dan haast een understatement.

Aan het eind van dit optreden heeft men duidelijk meer kennis en inzicht, maar ook genoegen verworven in een fraai tot leven gewekt vervlogen muziekleven.