PASHCHENKO, OLGA: TRANSITIONS

Pashchenko, Olga: Transitions. Dussek: Pianosonate in fis op. 61; Beethoven: 7 Bagatellen op. 33; Pianosonate nr. 32 in c op. 111; Mendelssohn: Variations sérieuses in d op. 54. Fuga Libera FUG 598 (77’05”). 2011

 

De titel Transitions, overgangen, moet hier in tweeërlei betekenis worden opgevat als zowel een geleidelijke vervanging van muziekstijl als van instrumentarium. Immers het classicisme ging geleidelijk over in de vroegromantiek en het verlangen naar klavieren met een steeds grotere toonomvang en dynamiek leidde juist begin jaren negentiende eeuw. Onwillekeurig duiken dan de namen van de belangrijkste klavierbouwers na uitvinder Bartolomeo Cristofori (1698) op: Gottfried Silbermann in Duitsland, Sébastien Érard in Frankrijk, John Broadwood in Engeland en Johann Gottfried Malleck, Conrad Graf en naar de jonge Russisch-Nederlandse Hammerklavierspeelster Pashchenko uit de school Lubimov/Egarr laat horen ook Donat Schöfftos uit Wenen.

Ze bespeelt namelijk in het Dussek- en Beethoven Bagatellen gedeelte van haar recital op een Schöfftlos instrument uit 1812 en de rest van Beethoven plus Mendelssohn op een Graf uit 1826. Beide instrumenten uit de verzameling op Schloss Kremsegg in Kremsmünster waar ook de opname werd gemaakt. 

Van de tweedelige Sonate van Dušek of Dussek uit 1806 met de ondertitel ‘Elégie harmonique sur la mort de son altesse royale le prince Louis Ferdinand de Prusse’ (met wie hij persoonlijk bevriend was) bestaat al een behoorlijk aantal opnamen, waarvan die van Andreas Staier (Deutsche Harmonia Mundi 05472-77334-2), Markus Becker (CPO 777.020-2) en Richard Egarr (Et’cetera KTC 1270) de aandacht trokken.

Qua thematiek doet het werk sterk aan Beethoven en Schubert denken, wat die overgangspositie nog eens onderstreept. Maar in pianistisch opzicht loopt het interessant genoeg ook op Chopin vooruit. Pashchenko is zich duidelijk van al deze aspecten bewust in haar stijlvolle, goed verzorgde uitvoering.

De stap naar de jonge Beethoven van de zeven Bagatellen op. 33 uit 1802 is hierna niet groot. Ze klinken hier allerminst is de betekenis van bagatel als kleinigheid, maar wel in optima forma als lichte muziekstukken. Het beste compliment dat men de pianiste kan maken is dat ze eenzelfde speels niveau bereikt als Brautigam (BIS CD 1882).

Dat hierna Beethovens laatste pianosonate uit 1822 is heel  gedurfd. Het werk met de beroemde prachtige Arietta stelt hoge eisen aan het expressievermogen van de uitvoerende, maar aan de meeste verlangens op dat punt is ook hier voldaan. Lees hierover nog eens Antic Hay van Aldous Huxley en Thomas Mann’s Doktor Faustus waarin de vraag werd opgeworpen waarom het werk geen derde deel heeft: omdat het tweede deel de sonatevorm ten grave draagt. Gelukkig weerstond Pashchenko een begrijpelijke uitdaging om de sonate nr. 29 met de bijnaam Hammerklavier te kiezen: het werk is helsmoeilijk en vol valkuilen.

Met Mendelsohn belandt ze met het variatiewerk uit 1841 in rustiger vaarwater. Begrijpelijk dat Clara Schumann het enthousiast in haar repertoire nam. Pashchenko karakteriseert fraai elke variatie met een contrasterend tempo en toucher zonder de continuïteit en de eenheid van het werk te schaden. Maar ze laat de luisteraar ook de toevoeging sérieuses niet vergeten. Ze slaagde hier – net als bijvoorbeeld Frith op Naxos 8.550940 – volkomen.

Gelukkig klinkt ook de opname levensecht. Een geslaagd, veelbelovend debuut.