PHILIPPENS, ROSANNE: RHAPSODY

Rosanne Philippens (v) en Yuri van Nieuwkerk: Rhapsody. Ravel: Tzigane; Vioolsonate nr. 2 in G; Bartók: Rapsodieën nr. 1 Sz. 86 en 2 Sz. 89; Roemeense volksdansen nr. 1-6; Hubay: Scène de la csàrda nr. 4  Hejre Kati op. 32. Channel Classics CCS SA 35013 (63’25”). 2012 

 

Marieke Grotenhuis (acc), Rosanne Philippens (v) en Sietse Weijenberg (vc): Bach, J.S.: ‘Contrapunctus’ nr. 1, 2, 6, 8 en 9 uit Die Kunst der Fuge BWV 1080; Frescobaldi: Fantasia prima, Fantasia quarta, Balletto primo, secundo en Ciaconna uit Primo libro delle fantasie a 4; Rihm: Am Horizont stille Szene. Ottavo OTR 12096 (38’00”). 2012

 

Rosanne Philippens (1986) is een typisch voorbeeld van een heel begaafde jonge violiste die eerst in betrekkelijke rust op een carrière als soliste werd voorbereid om dan, eenmaal klaar, de podia te veroveren. Dat verliep na als uk haar eerste vioolles te hebben gekregen langs de lijnen van Coosje Wijzenbeeks Fancy Fiddlers, studie bij Vera Beths aan het Koninklijk Conservatorium en een finishing touch bij Ulf Wallin in Berlijn. 

Al terwijl zich dit alles afspeelde, kwam ze eenmaal op het gewenste niveau op veel fronten op concertpodia en in de publiciteit: door in 2009 het Oskar Back concours te winnen, daarna hoofdpersoon te zijn in een film/tv documentaire Solist, 23 years old’ en in 2012 kort na elkaar een belangrijk aandeel te hebben in de opname van 2 cd’s met kamermuziek. Dat alles zonder veel poeha of hypeverschijnselen.

Voor haar belangrijke werk kan ze als bijdrage van goed gereedschap dat alleen volgens het gezegde het halve werk is beschikken over een Bergonzi viool uit Cremona die ooit van Herman Krebbers was.

Voor de beide bijna gelijktijdig verschenen debuut cd’s werd allerminst voor de hand liggend repertoire gekozen. Heel verstandig, want daarvoor ligt hoogwaardig vergelijkingsmateriaal voor het oprapen.

De keuze van de items voor dit debuut is intelligent: alle zes werken hebben in mindere of meerdere mate een rapsodisch karakter en vergen ze een virtuoze techniek van beide uitvoerenden.

In Ravels Tzigane treffen ze heel raak de sfeermix van Liszts Hongaarse rapsodieën en de Caprices van Paganini. De violiste maakt van de lange, trage inleiding die steeds complexer wordt en uitmondt in een cadens een aards en bezield effect en de schijnbare improvisatie van de piano (liever nog op een nasaler, cymbalomachtiger klinkende  luthéal) leidt het opgewekt gespeelde tweede gedeelte in dat samen nog uitbundiger wordt gemaakt met bliksemsnelle hoge harmonieën en een stekelig pizzicato van de viool. Het werk klinkt als een fraaie vuurwerksolo, zoals het hoort zonder dat extra vrijheden worden genomen.

Hierna is de Sonate natuurlijk van een ander kaliber en daar houdt het tweetal zich goed aan de gedetailleerde aanwijzingen van tempo en dynamiek wat het slot van het eerste deel, de blues en de virtuoze perpetuum mobile finale zeer ten goede komt.  Wat de sonate betreft hebben bijvoorbeeld Peter Brunt en Larissa Groeneveld (KAM CD 9402) en Isabelle van Keulen en Ronald Brautigam (Koch 3-6416-2) er geduchte concurrenten bijgekregen, wat internationaler bezien ook voor Juillet/Rogé (Decca 448.612-2, Mullova/Labeque (Onyx 4015), Repin /Berezowsky (Erato 0630-15110-2) en Chang/Vogt (EMI 557.679-2) geldt.

Dan het Bartókgedeelte. Het jonge duo zorgt om te beginnen voor heel stimulerende, pittige verklankingen van beide Rapsodieën uit 1928, waarbij vooral de meer exotische tweede vernieuwend klinkt. Het stampende ‘tweede deel’ roept de orkestrale Danssuite van vijf jaar eerder in herinnering. Het werk eindigt in een rustieke sfeer met een stevig randje.

De populaire, bondige en contrastrijke Roemeense Volksdansen zijn heel melodieus met een markante ritmiek en de zwier gespeeld. Isabelle Faust en Florent Boffard (Harmonia Mundi HMN 91.1702) kijken als het ware bewonderend lachend mee.

Dat Philippens zich in Hongarije zelf grondig heeft overtuigd van de karakteristieken van de zigeunermuziek is niet alleen in de Tzigane, maar natuurlijk ook juist in Hubay’s Hejre Kati, de bekendste van zijn 14 Scènes de la csàrda te horen. Juist omdat je dit stuk – ooit een glansnummer van Micha Elman en Joseh Szigety – zo weinig meer hoort, is het goed om het hier als toegift, als uitsmijter aan te treffen.

Zoals gebruikelijk bij Channel Classics is de geluidstechniek prima verzorgd.

De tweede cd is slechts pro forma vermeld want was niet voor bespreking voorhanden, maar geeft ook zo een indruk van de brede belangstelling van de violiste.