OTTER, ANNE SOFIE VON: EIGENTIJDSE ZWEEDSE ORKESTLIEDEREN

Anne Sofie von Otter: Eigentijdse Zweedse orkestliederen. Hillborg: … lontana in sonna… ; Boldemann: Epitaphs op. 10; Gefors: Lydias sånger. Met het Göteborg symfonie orkest o.l.v. Kent Nagano. DG 477.7439 (62’55”). 2003 

Het voordeel van het feit dat je een beroemde, “goed verkopende” mezzo bent, is dat je soms eigen wensen kunt uiten en vervullen bij het bepalen van cd repertoire. In de loop van de tijd zong ze op DG cd’s niet alleen voor de hand liggende liederen van Grieg, maar ook van Alfvén, Aulin, De Frumerie, Larsson, Linde, Nordkvist, Nyström en Rangström. Hier waagt ze zich – weliswaar gesteund door sponsoring van Volvo – aan nog onbekender, nieuwer moois. En moois is het, zoals al luisterend blijkt.

Hier is namelijk werk van drie hier onbekende eigentijdse Zweedse componisten bijeengebracht. Van hen is de in 1954 geboren Anders Hillberg de relatief bekendste; Ondine, BIS en Phono Suecia brachten eerder werk van hem op cd uit. De kennismaking met Laci Boldemann (1921-1969) en met Hans Gefors (geb. 1952) is voor ons in W. Europa echter nieuw, maar zeer lonend. Boldemann, de oudste van het stel (1921-1969) was een tragische figuur. Geboren als Duitser in Helsinki maakte hij gedwongen deel uit van de Duitse Wehrmacht, vocht in Rusland, Polen en Italië voordat hij deserteerde en zich bij de Italiaanse partizanen voegde. Later bracht hij twee jaar in Amerikaanse gevangenschap door. In 1947 belandde hij in Zweden waar hij in de houtindustrie in zijn levensonderhoud moest voorzien. Als componist manifesteerde hij zich voornamelijk met theatermuziek en kinderliedjes. 

Hillborgs …. lontana in sonna….. (15’05”) uit 2003 is een zetting van de Petrarcasonnetten nr. 250 en 301, verstilde muziek voor Von Otter en de Göteborgers geschreven, beginnend met een lange, lastige onbegeleide solo, waarna het vrij dun bezette orkest zich bij haar voegt. Het idioom is uitermate lyrisch en treffend.

Boldemanns 4 Epitaphs (1952) zijn gebaseerd op vier teksten, vier persoonsbeschrijvingen van Edgar Lee Masters, ontleend aan grafschriften uit diens Spoon River anthology uit 1915. Samen vormen ze een korte cyclus van 13’17; de componist spreekt van een cantate. De begeleiding valt hier toe aan een alweer sober ingezet strijkorkest. Ook hier overweegt een lyrisch, verhalend karakter in een traditioneel idioom.

In Lydia’s sånger (Lydia’s liederen) uit 1994/6, herzien in 2003 voor Von Otter maakt Gefors gebruik van 7 teksten van Heine, Bjørnson, Söderberg, Jacobsen en Halévy.Hier is het materiaal geschakeerder en krijgt ook het orkest meer mogelijkheden om zich te doen gelden. Het ontbreekt niet aan dramatische felheid in de 34’34” durende cyclus. Afwisseling genoeg dus. Maar ook hier geen extremen van modernisme of gewildheid.

Alle materiaal is uitstekend voor de stem geschreven die ongeforceerd haar pracht en expressie kan tonen tot in de hoogste en laagste bereiken.Een trouvaillle, deze mooi opgenomen cd met meest wereldpremières. Afgezien van Von Otter fans is te hopen dat veel zangliefhebbers hiervan kennis nemen. Teksten met vertalingen maken alles goed toegankelijk.