NOTOS KWARTET: HUNGARIAN TREASURES

Notos kwartet: Hungarian tresures. Dohnányi: Pianokwartet in fis; Kodály: Intermezzo voor viool, altviool en cello; Bartók: Pianokwartet in c op. 20. RCA 88985-411882-2 (63’07”). 2016

 

Wie thuis, gezeten rond de muziekinstallatie met gasten wel eens een blinddoektest houdt, waarbij men naar de componist of de uitvoerenden moet raden, heeft met deze uitgave een ideale troef (en proef) in handen.

Speel de laatste vier tracks voor en vraag naar de naam van de componist. Wedden dat bijna niemand die zal raden? Het gaat namelijk om een Pianokwartet van de zeventienjarige Bartók dat meer naar Brahms klinkt dan Brahms zelf. Lang was het werk verloren, op Wikipedia wordt het niet genoemd. Geen wonder dat het nog een opusnummer heeft en geen Sz. Of BB. dito.

Het is Berlijn gevestigde Notos kwartet, dat bestaat uit Antonia Köster (p), Sindri Lederer (v), Andrea Burger (va) en Philip Graham (vc) vond het een ideaal werk voor een geheel aan minder bekende twintigste eeuwse kamermuziek gewijd programma.

Gelukkig voeren ze het in de juiste geest uit: met jeugdig vuur, uitdagend in het eerste deel, met nog een schepje daar bovenop n het tweede, enigszins verstild in het derde, terwijl ven de nogal logge finale gemaakt wordt wat er in het beste geval van te maken valt.

Hetzelfde beeld van energieke voordracht spreekt uit het ook volkomen onbekende Pianokwartet van Bartóks vriend Ernö Dohnanyi uit. Van dit werk is dit dus ook een cd première! Het werk heeft een uitgesproken Hongaars karakter en bevat een opvallend lang gepassioneerd eerste deel.

Als welkom rustpunt tussen twee van deze nogal tumultueuze werken fungeert een luchtige, tamelijk pikante en vluchtige polka van Kodály. 

Bijzonder interessant programma met twee werken als cd première, erg goed uitgevoerd en ten zeerste aangeraden.