MOOG, JOSEPH: PIANOWERKEN VAN D. SCARLATTI, LISZT, SCHWARWENKA, TCHAIKOVSKY E.A.

Liszt: Hexaméron S. 392, Morceau de concert; Polonaise mélancolique nr. 1 in c S. 223; Liszt/Schubert: Trauerwalzer; Ballade nr. 2 in b S. 171; Liszt/Beethoven: Adelaide; Valse impromptu; Liszt/Bach: Preludium en fuga in C BWV 545. Joseph Moog. Claves 50-1108 (64’45”), 2010

 

Scarlatti, D.: Scarlatti illuminated. Gieseking: Chaconne op een thema van Scarlatti; Scarlatti, D.: Pianosonates in E K, 135, cis K. 247, f K. 466, b K. 87, D K. 96, Bes K. 70, E K. 380, d K. 32 in g K. 12 (bew. Tausig); Gigue in G K. 523 (bew. Friedman), Sonate jn C K. 487 (bew. Tausig), Pastorale in e (sonate K. 9, bew. Tausig), Pastorale in D K. 446 (bew. Tausig); Sonate in f K. 519 (bew. Tausig). Joseph Moog. Onyx ONYX 4106 (62’40”). 2011 

 

Tchaikovsky: Pianosonate in G op. 37; Romance op. 5; Aveu passioné; Scharwenka: Pianosonate nr. 2 in Es op. 36; ‘Moderato grazioso’ en ‘Nocturne’ uit Im Freien op. 38 nr. 1-5. Joseph Moog. Onyx ONYX 4126 (66’05”). 2014

 

De Duitse pianist Joseph Moog (1987), zoon van een violist en een klarinettiste, baart sinds ongeveer 2010 opzien met zijn concertoptredens en zijn cd opnamen. Uit deze laatste blijkt dat hij veelzijdig en ondernemend is in zijn repertoirekeuze, breed georiënteerd en dat hij over een sterke pianotechnische wapenrustig beschikt.

Een debuut met niet de makkelijkste werken en transcripties van Liszt getuigt inderdaad van enig lef. Vooral omdat Hexameron (1837), de ‘Grandes variations  de bravoure pour piano sur le marche des Bellini’s I Puritani’ waaraan op advies van prinses Cristina TRivuizio Belgiojoso ook Chopin, Czerny, Herz, Pixis en Thalberg een bijdrage leverden. Liszt componeerde de inleiding, de tweede variatie , verbindende delen en de finale en hij integreerde het geheel tenslotte. Niet het thema is belangrijk, maar wat Liszt deed met die variaties en het knappe van Moogs vertolking is dat hij de diverse elementen uit het stuk zo met stijlgevoel voor elke afzonderlijke inbreng gestalte geeft.

Dat er veel van Chopin schuilt in de Polonaise en de Ballade maakt hij ook duidelijk. In de overige bewerkingen van Schubert en Beethoven laat hij goed de eigen inbreng van Liszt horen en Bach krijgt een onvermijdelijke romantische metamorfose mee.

Opnieuw alles in technisch vrijwel, maar niet volkomen onberispelijke vertolkingen, alleen gaat de getoonde, op precisie gerichte vingervaardigheid soms een beetje ten koste van de expressie, had hij de tempi soms wat meer mogen nuanceren. 

 

Het uitgangspunt van zijn Scarlattirecital is tweeledig. Aan de ene kant kiest hij voor een aantal sonates puur, aan de andere voor in de negentiende en twintigste eeuw door andere pianisten bewerkte of ongeveer ge-her-componeerde stukken.

Zowel Carl Tausig (1841-1871) als Ignaz Friedman (1882-1948) gaven enige sonates een infuus om het dramatisch en dichterlijk gehalte te vergroten zodat het beter paste bij de moderne concertvleugel. Dat ze zich daarbij wat dichterlijke vrijheden veroorloofden spreekt vanzelf.

Van  een heel andere, hogere orde is de Chaconne op een thema van Scarlatti van pianist Walter Gieseking (1895-1956): een verbluffend virtuoos stuk van 6’42”. Hier is Moog helemaal in zijn element en plaatste hij zich op hetzelfde hoge niveau als pianist voorgangers Horowitz (Sony SK 53460), Pogorelich (DG 435.855-2), Perahia (Sony SK 62785), Pletnev (Virgin 561.961-2) en Sudbin (BIS CD 1508).

 

De derde cd met werken van Tchaikovsky en Scharwenka loopt haast vooruit op zijn eerste pianoconcertopnamen waarop hij ook bekend en onbekend combineert. Grieg en Moskowski (Onyx ONYX 4144), Rubinstein nr. 3 en Rachmaninov nr. 3 (Onyx ONYX 4089).

Goed dat hij zich om enige solowerken van Franz Xaver Scharwenka (1850-1924) bekommert, want eigenlijk zijn alleen diens pianoconcerten bekend. Ook deze wemelen van de technische moeilijkheden, maar Moog is ze royaal de baas. Het is enigszins Chopin en Hummel ten top.

Wat Tchaikovsky betreft, toont de pianist zich een sympathieke en briljante exponent van dit idioom. In de sonate kan hij zijn grootste rivalen Richter (Melodiya MEL 46104-2, Naxos 8.111387) en Pletnev (Melodiya 74321-66975-2) behoorlijk aan.