MULLOVA, VIKTORIA: VIOOLRECITAL

Mullova, Viktoria: Stravinsky: Suite italienne; Schubert: Fantasie in C D. 934; Ravel: Vioolsonate; Cl. Schumann: Romanze in Des op. 22/1. Viktoria Mullova en Katia Labèque. Onyx 4015 (59’18”). 2006

 

Of het pianoduo Labèque nog bestaat? In elke geval is er lange tijd niets van gehoord. Katia is al een tijdje begeleidster van Viktoria Mullova en het is goed dat hier een blijk van hun samenwerking is vastgelegd. Het programma is veelzijdig met repertoire uit de periode van 1827 tot 1933.

Wat bij het starten van deze cd meteen opvalt, zijn de voortreffelijke – want tegelijk heel directe en niet opdringerige, maar redelijk ruimtelijke kamerambiance – geluidskwaliteit en het geëngageerde, fijnzinnige spel van het goed op elkaar ingespeelde duo. Zowel bij de viool als bij de piano ontgaat de uitvoerenden geen enkel detail, maar hoofdzaken blijven hoofdzaken getuide de doorgaande lijnen in het spel dat fijnzinnig en temperamentvol tegelijk is. In handen van dit tweetal is Stravinsky geen koele kikker, zelfs niet in de Suite italienne naar Pulcinella in het mooie arrangement van Dushkin (vergelijk Mordkovitsj op Chandos of Van Keulen op Philips). Schuberts Fantasie wordt ongelooflijk mooi zacht en als vanuit een droom begonnen, later wordt ook de nodige panache ontwikkeld, maar de vertolking is gelukkig vrij van expressieve overdrijving (vergelijk Faust op Harmonia Mundi, Shiokawa op ECM en Kang op Naxos).

De sonate van Ravel, opnieuw met gevoelige pianissmo’s is virtuoos en briljant, waar nodig jazzy en steeds juist gekarakteriseerd (vergelijk Capuçon op Virgin, Repin op Erato en Chang op EMI). De korte Romanze van Clara Schumann is nieuw op cd en vraagt om meer van haar. Na het hele programma van een uur vraagt de hebberige luisteraar trouwens om meer. Een kwartiertje extra met bijvoorbeeld Falla’s Suite populare espagnole, wat losse stukjes van Sibelius, Ysaye’s Poème élégaique of Chaussons Poème zou welkom zijn geweest.

Maar laten we blij zijn met het nu gebodene dat een mooie aanvulling vormt op Mullova’s eerdere duoplaat met sonates van Janáček, Prokofjev en Debussy, toen nog met Piotr Anderszewski als begeleider (Philips 446.091-2).