KOŽENÁ, MAGDALENA: MONTEVERDI

Kožená, Magdalena: MonteverdiMonteverdi: ‘Zefiro torna e di soabi accenti’, ‘Quel sguardo sdegnosetto’’, ‘Damigella’ uit Scherzi musicali; ‘Lamento della nimfa’ uit Madrigali guerrieri et amorosi band VII; Uccelini: ‘Aria quinta sopra La  Bergamasca’ uit Sonate, arie a correnti band III;  ‘Disprezata regina’, ‘Addio Rome’  en ‘Pur ti miro, pur ti godo’ uit L’incoronazione di Poppea; ‘Con che soavità, labbra’ uit Madrigalen VII; Merula: ‘Ballo detto Policio’ uit Canzoni overo sonate op. 12; Marini: ‘Passacaglio’ uit Per ogni sorte di strumento musicale op. 22; Magdalena Kožená (ms), Anna Prohaska (s), Jakob Pilgram (t), Luca Tittoto (bs), David Feldman (ct) met Cetra barorkest Bazel o.l.v. Andrea Marcon. Archiv 479.4595 (76’55”). 2014  

 

Gelukkig is Magdalena Kožená weer helemaal terug, en hoe. Dat ze na haar eerdere albums ‘Vivaldi’ en ‘Lettere amorose’ uitstekend thuis is en blijft in Italiaans barokrepertoire wordt andermaal onder bewijs gesteld. Hier richt ze zich in hoofdzaak op een keur meest bekendere  aria’s, duetten en ensembles uit afwisselende Monteverdibronnen, terzijde gestaan door gastzangers, waarvan Anna Prohaska de bekendste is. Opvallend is eigenlijk zo weinig omvangrijk het voor haar geschikte solorepertoire is. Trouwens ook sopraan Emma Kirkby kan daarvan meepraten. De stukken die ze koos hebben wel bijna alle een elegisch, soms zelfs bitter karakter, maar die sfeer treft ze uitstekend. Hewwnneringen worden opgeroepen aan haar eerste opnamen met barokrepertoire uit 2001. Haar stem heeft niets aan glans ingeboet en lijkt zelfs nog wat warmer te klinken.

Als tussenspelen klinken orkestrale bijdragen van Uccelini, Merula en Marini die in deze sfeer goed passen, vooral ook omdat Marcon en zijn ensemble van wanten weten als het om authentiek stijlinzicht gaat.