GENS, VÉRONIQUE: TRAGÉDIENNES

Gens, Véronique: Tragédiennes. Aria’s uit vroege Franse opera’s. Lully: Armide; Campra: Le carnaval de Venise; Rameau: Hippolyte et Aricie; Castor et Pollux; Les fêtes de Polymnie; Mondonville: Isbé; Leclair: Scylla et Glaucus; Royer: Le pouvoir de l’amour; Zaïde; Gluck: Iphigénie en Aulide; Armide. Véronique Gens met Les talens lyriques o.l.v. Christophe Rousset. Virgin 346.762-2 (70’05”). 2005 

Typisch een cd waarvan de inhoud liefst met enige tussenpozen moet worden genoten, want de kommer en kwel die uit deze brokjes tragédie lyrique in de vorm van verdriet, verraad, jaloezie, boosheid blijken en waaronder dames als Armide, Phèdre. Télaïre, Argélie, Isbé, Circé, Zélide, Zaïde en Clytemnestre lijden, is – hoe verschillend ook vorm gegeven – wat eentonig.

Niettemin is het moeilijk om wanneer men eenmaal aan dit recital begonnen ergens halverwege te stoppen, zo veelzijdig en voortreffelijk geeft Gens die rollen gestalte. Van werken als Lully’s Armide, Rameau’s Hyppolite en Castor en Glucks Iphigénie en Aulide bestaan weliswaar mooie complete opnamen van respectievelijk Herreweghe (Harmonia Mundi),Christie (Erato) en Minkowski (Archiv) en Gardiner (Erato), maar het is daarnaast goed wat echte hoogtepunten bijeen te hebben. Bovendien zijn van Campra’s Carnaval, Rameau’s Fêtes en van de werken van Mondonville, Leclair en Royer helemaal geen opnamen beschikbaar, zodat Virgin bedoeld of onbedoeld zorgde voor een goede smaakmaker. Interessant is ook de confrontatie van Lully’s met Glucks Armide in een zelfde fragment als ze bijna de slapende Renaud dreigt te doden.

Vocaal kruipt de zangeres steeds voor een kort, steeds zeer geslaagd moment in de huid van haar rol. Ze laat heel stijlvol de prachtigste dingen horen en het ensemble ondersteunt haar ideaal.