DAVIDSEN, LISE: ARIA'S VAN WAGNER EN R. STRAUSS

Lise Davidsen: Wagner: ‘Dich, teure Halle’, ‘Allmächt’ge Jungfrau’ uit Tannhäuser; Strauss, R.: ‘Es gibt ein Reich, wo alles rein ist’ uit Ariadne auf Naxos op. 60; Liederen op. 27 nr. 1-4; Wiegenlied op. 41/1; Malven TrV. 297 (bew. Rihm); Vier letzte Lieder AV. 150. Met het Philharmonia orkest o.l.v. Esa-Pekka Salonen. Decca 483.4883 (63’57”). 2018  

De eerste kennismaking met de Noorse sopraan Lise Davidsen was via haar cd met liederen van John Frandsen (Dacapo 8.226582). Nu zorgt ze voor een letterlijk krachtig debuut in een programma van Duitse operaaria’s en (orkest)liederen dat natuurlijk herinneringen oproept aan Kirsten Flagstad en Birgit Nilsson.

Er zit beleid achter dat de zangeres begint met twee aria’s uit de tweede en derde acte van Wagners Tannhäuser en dan verder gaat met orkestiederen van Richard Strauss. De rol van Elisabeth in Tannhäuser was namelijk de laatste die de echtgenoten van Strauss, Pauline de Ahna, onder Strauss zong tijdens een Bayreuth Festival kort voor hun huwelijk.

Met blijkbaar gemak staat Davidsen boven de materie. Moeiteloos lijkt ze ‘Dich teure Halle’ energiek te zingen en in het midden van de juiste emotie te voorzien. In ‘Allmächt’ge Jungfrau’ toont ze haar lyrische vermogen in lange melodielijnen bij een gelijktijdig mooie structuuropbouw.

In de Ariadne aria van Strauss toont ze de luisteraar een fraaie, gevoelige blik op het leven na de dood.

Dan volgt nog een connectie met vroeger: De vier hier georkestreerde Liederen op. 27 waren namelijk het huwelijkscadeau van Strauss aan Pauline. Hier vormen ze de kern van het programma. Het gaat om goede bekenden: - Ruhe meine Seele, Cäcilie, Heimliche Aufforderung’ en  ‘Morgen!’ - die we beter met pianobegeleiding kennen. Met haar volle, rijke stem ontlokt Davidsen alles mogelijke aan expressie uit dit materiaal.

In ‘Wiegelied’ spint ze een prachtige melodielijn met een wat zwaarder timbre dan van Isokoski (Ondine ODE 982-2) en Lucia Popp (Eurodisc 257.672), maar verleent er zo letterlijk extra diepte aan.

Het pas in 1984 teruggevonden Malven werd in 2012 georkestreerd door Wolfgang Rihm en was in die gedaante bekend van Te Kanawa (Decca 430.511-2) maar wordt hier minstens zo effectief en sympathiek gezongen.

Pas in de Vier letzte Lieder krijgt de zangeres met geduchte concurrentie van Elisabeth Schwarzkopf (EMI 747.276-2, 965.941-2), Jessye Norman (Philips 411.052-2), Renée Fleming (Decca 478.1074), Dorothea Röschmann (BIS SACD 1889), Soile Isokoski (Ondine ODE 982-2), Anna Netrebko (DG 479.3964) te maken (zie Vergelijkende discografie).

De Noorse geeft elk der vier liederen keurig een eigen karakter en schaart zich onder de beste vertolkers. Het laatste, ’Im Abendrot’, zingt ze opvallend gelaten en kalm en maakt er zo iets heel bijzonders van.

Davidsen boft geweldig met het haar begeleidende Engelse orkest. Dat het eindresultaat van bijzondere klasse is, hoeft geen nader betoog.

De bezoekers in 2019 kunnen het debuut in 2019 daar van Davidsen met vertrouwen tegemoetzien.