CHARLSTON, TERENCE: MEERSENNE'S CLAVICHORD

Terence Charlston: Mersenne’s clavichord. De Févin: ‘Sancta Trinitas’ (bew); Anoniem: ‘Prélude sur un chanson’; ‘Longtemps y a que je vis en espoire’ (bew.); Blondeau: Basse-danse ‘La Magdalena’; Anoniem/Costeley/Gombert:  ‘Prélude, Fantaisie, Hors envyeux’; Anoniem: ‘La bounette’; Gardane: ‘Gamba gagliarda, Moneghina gagliarda’; Megnier/Cellier: ‘Prélude, pavane’; Anoniem: ‘Canaries, Borree, Voite appellée la Marciellieze’; Racquet: ‘Fantasie’; De la Barre: ‘Tu crois, ö beau soleil’ (bew.); Mercure d’Orléans: ‘Preludium and volte’ (bew); Anoniem: ‘Préludes nr. 1-4’; Sweelinck: ‘Toccata’ C1 SwWV 282, S. 30; Anoniem: ‘Bergamasca, Gavotte, Courante La Chabotte’; Scronx: ‘Echo’; d’Anglebert: ‘Prélude’ uit klavecimbelsuite nr. 3 in d; De Chambonières: ‘Sarabande’ in a; L. Couperin: ‘Duo’ nr. 16 uit het Oldham manuscript; Gigault: ‘Recit à trois’; Lebègue: ‘Laissez paistre vos bestes’ uit Pièces d’orgue. Divine Art DDA 25134 (68’36”). 2014

 

Met de ondertitel “Muziek voor toetsinstrument in het zestiende en zeventiende eeuwse Frankrijk” verzorgt de Engelse clavichordspeler Terence Charlston, die speelt op een door Peter Bavington volgens de wetten  van Mersenne gebouwd clavichord een bijzonder recital waarbij veel onbekends wordt (her)ontdekt. Die wetten handelen over over de grondtoon van een snaar waarbij de frequentie van de snaar omgekeerd evenredig is met de lengte en evenredig is met de wortel  uit de spankracht en omgekeerd evenredig met de wortel uit de massa per meter. De theoloog en filosoof Marin Mersenne (1588-1648) beschreef dat in zijn Harmonie universelle uit 1636. Het clavichord onderscheidt zich onder meer van het klavecimbel doordat het minder snaren dan toetsen heeft waardoor verschillende tonen vaak op eenzelfde snaar worden gerealiseerd. Dat gebeurt door het aanslapunt van de tangent (hamertje) precies te laten samenvallen met de trillingsknopen. Om het geluidsniveau te verhogen werd overgegaan tot het gebruik van meer snaren per toon, het zogenaamde snarenkoor. In tegenstelling tot bij het klavecimbel worden de snaren niet getokkeld, maar aangeslagen, waardoor het clavichord feitelijk de basisvorm van de piano is en er een soort vibrato mee kan worden gemaakt. Ontstaan is het clavichord in de tweede helft van de veertiende eeuw in Italië, vermoedelijk op basis van van het tangentensysteem van de draailier. Duitsland heeft daarna in de ontwikkeling van het instrument een belangrijke rol gespeeld en een aantal bouwers – Silbermann, Hass, Straube) werd bekend.

In de veertiende eeuw kwamen reeds tweekorige en in de vijftiende eeuw driekorige instrumenten voor. Bij de driekorige exemplaren werden in de bas vaak twee snaren normaal gesteld en de derde een octaaf hoger om dez`e te laten meeklinken (aliquotsnaar). Vanaf de zeventiende eeuw werden grotere, zogenaamd vrije clavichorden gebouwd. Omdat geen enkel oud Frans clavichord is overgeleverd, was de exercitie van Bavington absoluut noodzakelijk om deze muziek historisch verantwoord te kunnen uitvoeren.

Gelukkig zijn er wel voor clavichord geschikte en deels ook bedoelde oorspronkelijke werken te vinden in de Franse muziekliteratuur en anders maakt Charlston gebruik van bewerkingen in zijn heel gewetensvol samengestelde recital waarin de beroemde componist Anoniem een wezenlijke rol speelt en dat een leuke afwisseling kent en heel stijlvol is gerealiseerd. Het is alleen al goed om nu eens duidelijk te horen hoe een mooi clavichord klinkt.