Componisten portretten

BOULEZ, PIERRE: EXTREEM EN PLOOIBAAR

PIERRE BOULEZ (1925-2016): EXTREEM EN PLOOIBAAR

 

Met het overlijden van Pierre Boulez (26 maart 1925 – 5 januari 2016) is de waarschijnlijk veelzijdigste en dominantste musicus uit de tweede helft van de twintigste eew en later heengegaan.

 

Het zal wennen zijn om zich de eigentijdse muziek, ja eigenlijk het hele muziekleven voor te stellen zonder Pierre Boulez die 5 januari 2016 op negentigjarige leeftijd thuis in Baden-Baden overleed. Zonder zijn nalatenschap aan composities, zijn werk als dirigent (uitmondend in heel wat opnamen), zijn administratieve gaven en de energie waarmee hij op veel fronten met onstuitbare logica actief was, zou het huidige muziekleven een stuk slechter af zijn geweest. Niet vergeten mag worden, dat Boulez in het leven van alledag ook gevoelswarmte en charme toonde.

Terugblikkend kunnen we in gemoede vaststellen dat hij van zijn bentgenoten Stockhausen, Cage, Berio, Maderna, Nono, Ligeti de veelzijdigste en mogelijk ook de talentvolste was.

Zonder zijn bij René Leibowitz en Olivier Messiean opgedane compositorische ervaringen was Boulez waarschijnlijk nauwelijks zo’n geweldige zaakwaarnemer van de muziek van eerdere componisten geworden. Stockhausen, Boulez’ antipode, merkte over Boulez als dirigent op: “hem lukt hem erg goed om nog een résumé van de oudere traditionele muziek te geven in een tijdperk waarin die kwestieus is geworden”. Inderdaad bezat Boulez de gave om syntheses te realiseren. Hij bestudeerde alles, integreerde daarna alles in zijn systeem, waarbij het hem lukte om schijnbaar tegengestelde fenomeen als het Franse impressionisme en de Nieuwe Weense school te verenigen.

Of daarmee soms schade is toegebracht aan het wezen van een compositie als ‘kunstwerk’? Gelukkig maar dat Boulez nooit een doctrinaire, methodologische fanaat werd.

Dat hij in 1959 Parijs achter zich liet vanwege de daar heersende ‘organisatorische domheden’ om zich in Baden-Baden te vestigen om voor de Südwestfunk twintigste eeuwse muziek te kunnen dirigeren, les te geven aan Cardew, Holliger, Éloy, Amy en Méfano, in Donaueschingen en Keulen te kunnen optreden, lag in de verwachting. Uit die tijd ook dateert Pli selon pli

In 1963 was hij even terug in Parijs om daar in het Théâtre des Champs Élysées de vijftigste verjaardag van Stravinsky’s Sacre te vieren en na 35 repetities tien maal Bergs Wozzeck te dirigeren. Later herhaalde hij dat succes met Lulu.

Nieuw eigen werk als Éclat voor 15 instrumenten (1965) en het semi-theaterwerk Domaines (1968) was minder markant dan zijn nog altijd omstreden directie van Wagners Ring in Bayreuth met Patrice Chéreau (1967, 1968 en 1970).

Als avant-gardistische componist-beeldenstormer en polemist verraste hij de wereld met krasse uitspraken als: “Iedereen die niet de noodzaak van twaalftoons muziek heeft begrepen, is verder volkomen onbelangrijk”, maar uitte ook in het artikel Schönberg est mort veel kritiek op de componist, of “sommige moderne composities hebben veel weg van dolle wiskundige masturbatie” en de waarschijnlijk bekendste: “Alle operatheaters moeten worden platgebrand”. Nu kunnen we die extreme opvattingen bijschrijven in het hoofdstuk over Boulez als extremist in zijn jongere jaren.

Hoe Boulez een nieuwe draai aan de muziek gaf, kan mooi worden beluisterd aan de hand van zijn fluitsonatine (1946) en de eerste pianosonate (1946). Daarin paste hij de twaalftoonsregels op eigen wijze toe en trok zich niets van Schönbergs discipline aan. Dat bleek nader uit de erg virtuoze tweede pianosonate (1948) waarmee volgens zijn leraar Messiaen ‘de sonoriteit van de piano totaal van gedaante werd veranderd’. Een volgende stap werd gezet in Structures voor 2 piano’s (1952).

De derde pianosonate (1956) is nooit afgemaakt, maar bleef altijd met een open einde een work in progress.

Hoezeer Boulez daarna zijn eigen weg ging, blijkt uit Le soleil des eaux (1947) en duidelijker nog uit Le visage nuptial (1946). In 1954 volgde een verdere doorbraak dankzij de vorming van La domaine musical (met Barrault en Renaud). Een kenmerkend product uit die tijd is Le marteau sans maître (1955) dat als meesterwerk geldt.

Maar er is zoveel meer aan de hand rond Boulez. In de jaren zeventig vorige eeuw stichtte hij als handige politieke en zakelijke manipulator in Parijs bij het Centre Pompidou het ondergrondse muzieklaboratorium IRCAM, een labyrinth dat primair was bedoeld voor experimenten met elektronische muziek.

Deze ontwikkelingen brachten noodzakelijkerwijze met zich mee dat de compositorische bezigheden minder werden. In de jaren zeventig ontstonden maar vijf werken, samen iets meer dan een uur muziek. Daaronder Cummings ist der Dichter (1970), …..explosante-fixe… (1971) dat tenslotte herzien en wel werd opgenomen in Mémoriale (1985). Verder zijn daar Rituel in Memoriam Bruno Maderna (1975), Messagesquisses (1976) en de eerste vier van de later tot een dozijn uitgegroeide Notations (1978) als pianoversie.

Over Boulez als componist kan in het algemeen worden opgemerkt, dat zijn oeuvre nogal beperkt is en dat dat hij aan veel werken eindeloos bleef verder knutselen. Hoeveel is vernietigd zal wel een geheim blijven. Geleidelijk aan werd componeren ook minder belangrijk voor hem. Dat kan ook niet anders omdat zijn dirigeer taak steeds belangrijker werd vanaf eind jaren zestig. Dat begon met een aanstelling in Cleveland (1967). Vervolgens werd hij in 1971 tegelijk chef van zowel het BBC symfonie orkest als van het New York filharmonisch orkest terwijl tegelijkertijd het Ensemble InterContemporain werd gesticht.

Wel wilde hij meer tijd besteden om de reeks exponentiële orkestrale ‘explosies’ van zijn reeks piano miniaturen uit 1945, de 12 Notations na 1970 uit te breiden. Voor hem vormt iedere compositie een in potentie onophoudelijk stroom muzikale energie die voortdurend nader onderzocht moet worden en dus ook voortdurend aan herziening toe is.

Zijn latere werken, zoals Sur incises en Dérive 2 hebben weinig provisorisch, maar bieden caleidoscopische sensualiteit in klank en kleur. De orkestversies van Notations bieden met hun als briljanten schitterende effecten het beste waartoe de muziek van nu in staat is op basis van de orkesttechniek waarvan Debussy en Ravel de basis legden..

En dan is er Boulez als autodidactisch dirigent die op zijn wijze veel bijdroeg aan de ontwikkeling van de uitvoeringspraktijk. Als orkestleider en leraar heeft hij daar onnoemelijk veel aan bijgedragen door zich niet alleen voor eigen werken in te zetten, maar ook voor die van Mahler, Stravinsky, Schönberg, Berg en Birtwistle, zelfs tot Mantovani aan toe. Hij zag het als zijn taak om niet alleen jonge musici, maar ook gerenommeerde orkesten duidelijk te maken hoe zij de muziek die hem na aan het hart lag moeten spelen: Mahler, Bartók, Stravinsky, Schönberg, Webern.

Tot slot mogen we Boulez ook als publicist van Penser la musique aujourd’hui (1963), Relevés d’apprenti (1966) en Orientations (1990) niet vergeten.

 

Selectieve discografie

 

Als componist

 

DG, Sony en Erato hebben in albums al hun Boulez opnamen bijeengebracht, maar het lijkt zinvoller het materiaal uit te splitsen.

 

Boulez: Rituel in memoriam Bruno Maderna; Notations nr. 1 (1980), 2 (1980 en 1998), 3 (1980) en 4 (1980); Figures, doubles, prismes. Nationaal orkest Lyon o.l.v. David Robertson. Naïve MO 782163.

 

Boulez: Notations nr. 1-4; Rituel; Messagesquisses. Orchestre de Paris o.l.v. Daniel Barenboim. Erato 2292-454493-2.

 

Boulez: Notations nr. 1-12; Structures voor 2 piano’s; Livre 2b; … explosante-fixe…. Sophie Cherrier, Emmanuelle Ophèle, Pierre-André Valade, Pierre-Laurent Aimard, Florent Boffard met het Ensemble InterContemporain. DG 445.833-2, 477.5385.

 

Boulez: Répons; Dialogue de l’ombre double. Alain Damiens, Frédérique Cambreling, e.a. met het Ensemble InterContemporain. DG 457.605-2.

 

Boulez: Rituel in memoriam Bruno Maderna; Éclat/Multiples. BBC symfonie orkest. Sony SMK 45839, 07464-45839-2.

 

Boulez: Dérive; Dialogue de l’ombre double; Fluitsonatine; Mémoriale (… explosante-fixe originel), Pianosonate; Cummings ist der Dichter. Alain Daimins, Sopphie Cherrier, Pierre-Laurent Aimard met de BBC Singers en het Ensemble InterContemporain. Warner 0927-49987-2.

 

Boulez: Anthèmes; Messagesquisses; Sur incises. Hae-Sun Kang, Jean-Guihen Queyras, Andrew Gerzso met het Ensemble Intercontemporain. DG 463.475-2.

 

Boulez: Domaines II. Michel Portal, Musique vivante o.l.v. Diego Masson. Harmonia Mundi HMA 195.930.

 

Boulez: Pianosonates nr. 1-3. Idil Biret. Naxos 8.553353.

 

Boulez: Pianosonates nr. 1-3. Paavali Jumppanen. DG 477.5328.

 

Boulez: Pli selon pli. Christine Schäfer met het Ensemble InterContemporain. DG 471.344-2.

 

Boulez: Pli selon pli; Les soleil des eaux; Le visage nuptial; Figures, doubles, prismes. Phyllis Bryn-Julson, Elisabeth Laurence, de BBC Singers en het BBC Symfonie orkest. Warner 2564-062083-2.

 

Boulez: Le marteau sans maître; Dérive 1 en 2. Summers met het Ensemble InterContemporain. DG 477.5327.

 

Als dirigent

 

Bartók: Concert voor orkest. Chicago symfonie orkest. DG 437.826-2.

 

Bartók: Pianoconcerten nr. 1-3. Krystian Zimerman, Leif Ove Andsnes en Hélène Grimaud met het Chicago symfonie-, Berlijns filharmonisch- en Londens symfonie orkest. DG 447.5330.

 

Bartók: Pianoconcert nr. 2 e.a. Geza Anda met het BBC Symfonie orkest. BBC Legends BBCL 4247-2.

 

Bartók: Pianoconcert nr. 2 e.a. Theo Bruins met het Concertgebouworkest. Arsis 95005.

 

Bartók: Concert voor 2 piano’s, slagwerk en orkest; Vioolconcert nr. 1; Altvioolconcert. Gidon Kremer, Yuri Bashmet, Pierre-Laurent Aimard, Tamara Stefanovich, Neil Percy, Nigel Thomas met het Berlijns filharmonisch c.q. Londens symfonie orkest. DG 477.7440.

 

Bartók: Vioolconcert nr. 2; Rapsodieën voor viool en orkest nr. 1 en 2.Gil Shaham met het Chicago symofonie orkest. DG 459.639-2.

 

Bartók: Vioolconcert nr. 2. Yehudi Menuhin met het Concertgebouworkest. RCO Live RCO 05001.

 

Bartók: De houten prins. Cantata profana. John Aler, John Tomlinson met het Chicago symfonie orkest. DG 435.863-2.

 

Bartók: Hertog Blauwbaards burcht. Tatiana Troyanos en Siegmund Nimsgern met het BBC Symfonie orkest. Sony SMK 64110.

 

Berg: Lulu. Teresa Stratas, Franz Masura, Kenneth Riegel, Yvonne Minton, Robert Tear e.a. met het Ensemble van de Parijse Opéra. DG 463.617-2.

 

Berg: Wozzeck. Walter Berry, Isabel Strauss, Albert Weikemeier, Carl Doench, Ingeborg Lasser, Richard Van Vrooman, Fritz Uhl, Walter Poduschka, Raymond Steffner en Gerard Dunan met het Ensemble van de Parijse Opéra. Sony M2K 79251.

 

Berio: Sinfonia. Régis Pasquier (v), de New Swingle Singers en het Frans Nationaal orkest. Erato 2292-45228-2.

 

Birtwistle: Theseus Game; Earth dance. Ensemble Modern. DG 477.070-2.

 

Bruckner: Symfonie nr. 8. Weens filharmonisch orkest. DG 459.678-2.

 

Debussy: La mer; Nocturnes; Première rapsodie; Jeux. Cleveland orkest en –koor. DG 439.896-2.

 

Debussy: Jeux. Concertgebouworkest. RCO Live RCO 05001.

 

Debussy: Pelléas et Mélisande. Neill Archer, Alison Hagley, Donald Maxwell, Kenneth Cox, Penelope Walker e.a. met het Ensemble van de Opera Wales. DG 073-030-9 (dvd).

 

Janáček: Uit een dodenhuis. Olaf Bär, Eric Stoklossa, Stefan Margita, Peter Straka e.a. met het Arnold Schönbergkoor en het Mahler kamerorkest. DG 073-442-6 (dvd).

 

Ligeti: Vioolconcert, Celloconcert, Pianoconcert. Saschko Gawriloff, Jean-Guihen Queyras en Pierre=Laurent Aimard met het Ensemble InterContemporain. DG 439.808-2.

 

Mahler: Das Lied von der Erde. Violeta Urmana en Michael Scade met het Weens filharmonisch orkest. DG 469.526-2.

 

Messiaen: Oiseaux exotiques; Turangalila symfonie e.a. Domaine musical orkest. Accord 480.1045 (7 cd’s). 

 

Messiaen: Chronochromie; La ville d’en haut; Et exspecto resurrrectionem mortuorum. Cleveland orkest. DG 445.827-2.

 

Messiaen: Poèmes pour Mi; Réveil des oiseaux; Sept hakaï. Françoise Pollet, Pierre-Laurent Aimard, Joela Jones met het Cleveland orkest. DG 453.478-2.

 

Nono: Il canto sospeso. Ilse Holweg, Sophia van Sante, Friedrich Lenz, het Groot omroepkoor en het Concertgebouworkest. RCO Live RCO  05001.

 

Ravel: Boléro; Ma mére l’oye; Rapsodie espagnole; Une barque sur l’océan; Alborada del gracioso. Berlijns filharmonisch orkest. DG 439.859-2.

 

Ravel: Pianoconcert in G; Pianoconcert voor de linkerhand. Krystian Zimerman met het Cleveland c.q. Londens symfonie orkest. DG 449.213-2

 

Ravel: Shéhérazade; Menuet antique; Pavane pour une infante defunte; Le tombeau de Couperin; Debussy: Danse sacrée et danse profane; Trois ballades de François Villon; Cinq poèmes de Charles Baudelaire; Le jet d’eau. Alison Hagley, Anne Sofie von Otter met het Cleveland orkest. DG 471.614-2.

 

Ravel: Daphnis et Chloé; La valse. Berlijns filharmonisch orkes. DG 447.057.

 

Schat: Dansen uit Labyrint. Concertgebouworkest. NM Classics 92133.

 

Schönberg: Orkestvariaties op. 31; Pelleas und Melisande. Chicago symfonie orkest. Erato 2292-45827-2.

 

Schönberg: Pianoconcert e.a. Mitsuko Uchida met het Cleveland orkest. Philips 468.033-2.

 

Schönberg: Koorwerken. John Shirley-Quirk, Günter Reich met de BBC Singers, het BBC koor en –symfonie orkest, London Sinfonietta. Sony SM2K 44571.

 

Schönberg: Pierrot lunaire; Herzgewächse; Ode to Napoleon. Christine Schäfer, David Pittman-Jennings met het Ensemble InterContemporain. DG 457.630-2.

 

Schönberg: Moses und Aron. David Pittman-Jones, Chris Merritt, Lászlo Polgár, Gabriele Fontana, Yvonne Naef, John Graham Hall e.a. met het Concertgebouworkest en het Koor van de Nederlandse Opera. DG 449.174-2.

 

Stravinsky: Le sacre du printemps. Cleveland orkest. Sony 07464-64109-2.

 

Stravinsky: Liederen. Phyllis Bryn-Julson, Ann Murray, Robert Tear, John Shirley-Quirk met het Ensemble InterContemporain. DG 431.751-2.

 

Varèse: Ionisation; Amériques; Arcana; Density 21,5; Offrandes; Octandre; Intégrales. Rachel Yakar, Lawrence Beauregard met het New York filharmonisch orkest c.q. Ensemble InterContemporain. Sony SMK 45844.

 

Varèse: Amériques; Arcana; Ionisation; DésertsÉpisodes I-IV. Chicago symfonie orkest. DG 471.137-2.

 

Webern: Complete werken op. 1-31. Diverse vocalisten, instrumtalisten en ensembles. Sony SM3K 45745 (3 cd’s).

 

Webern: Passacaglia op. 1; Orkeststukken op 5 nr. 1-5; Orkeststukken op. 6 nr. 1-6; Im Sommerwind; Bach/Webern: ‘Ricercare à 6’ uit Musikalisches Opfer BWV 10798; Schubert/Webern: Duitse dansen D. 820. Berlijns filharmonisch orkest. DG 447.099-2. 

 

Webern: Orkestukken op. 10 nr. 1-5. Concertgebouworkest. Globe GLO 6900

 

The artist’s album. Wagner: Voorspel Parsifal; Berg: ged. Uit Lulu; Debussy: ‘Ibéria’ uit Images; Stravinsky: ‘Danse sacrale’ uit Le sacre du printemps; Bartók: ‘Intermezzo interrotto’ uit Concert voor orkest; Ravel: ‘Habanera’ uit Rapsodie espagnole; Messiaen: La ville d’en-haut; Mahler: ‘Scherzo’ uit Symfonie nr. 7; Schönberg: ‘Eurem Vorbild, Götter’ uit Moses und Aron; Berlioz: ‘Un bal’ uit Symphonie fantastique; Boulez: Répons; Schönberg: Herzgewächse; Ravel: Pavane pour une infante défunte. Diverse solisten en orkesten. DG 457.693-2.