Componisten portretten

BORODIN

 

BORODIN, ALEXANDER (1833 – 1887): BEGAAFDE AMATEUR

 

 

 

Zoals zoveel van zijn Russische tijdgenoten was Borodin in wezen een amateur-componist in die zin dat hij een loopbaan op een heel ander terrein had en slechts in zijn vrije tijd componeerde. Dat is meteen ook de verklaring voor zijn betrekkelijk kleine oeuvre en het grote aandeel werken dat hij nooit afmaakte. B+Niettemin leverde Borodin een belangrijke bijdrage aan de zaak van de nationale Russische muziek in de jaren 1870 en 1880. Behalve over een vruchtbaar melodisch talent beschikte hij over een scherp oor voor exotische orkestklanken en schiep hij heel wat pikante harmonieën die zijn muziek kracht en oorspronkelijkheid verlenen.

 

Borodin was het onwettige kind van een Georgische prins en volgens de traditie kreeg zo’n kind de naam van een van de slaven van die prins. Ondanks een al jong gebleken passie voor muziek en cellolessen volgde hij een opleiding als chemicus en arts en het was daarom niet verwonderlijk dat hij aanvankelijk naam maakte als belangrijk onderzoeker aan de academie voor medico-chirurgie in St. Petersburg.

 

Hoewel hij reeds als tiener compositiepogingen had ondernomen, begon hij pas als jongeman dat talent in de praktijk te brengen; hij kwam onder de invloed van Mily Balakirev, het boegbeeld van een groepje radicale, in St. Petersburg gevestigde componisten. Tot die groep – ‘Het machtige hoopje’ of ‘De vijf’ - behoorden verder César Cui, Modest Moessorgsky en Nikolai Rimsky-Korsakov. Maar hij weigerde zijn academische baantje eraan te geven en het feit dat hij vijf jaar deed over het voltooien van zijn eerste symfonie geeft aardig aan hoe traag het componeren verliep. Voor zijn opera Prins Igor had hij zelfs achttien jaar nodig; hij werkte er van 1869 tot zijn sterfjaar, 1887, aan en toen was het werk nog niet geheel af.

 

Intussen had hij wel een van zijn populairste werken gereed, de tweede symfonie, maar ook daar had hij zeven jaar voor nodig. In 1885 begon hij aan een derde symfonie, maar ook die werd niet afgerond en het was aan Alexander Glazoenov om zowel de opera als de symfonie te voltooien.

 

Hoewel Borodin in feite tweeëneenhalve symfonie schreef, vertegenwoordigen deze werken wel een belangrijke bijdrage aan de historie van deze vorm in Rusland. Net zoals de eerste symfonieën van Tschaikovsky, wordt in de symfonieën van Borodin gebruik gemaakt van typisch Russische harmonieën, melodieën en ritmen tegen een achtergrond van een redelijk Duitse vorm.

 

De eerste symfonie (1862/7) heeft nog veel van een terugblik op Schumann, een van Borodins belangrijkste eerste invloeden toen. Maar het werk heeft al een uitgesproken Russisch karakter, bijvoorbeeld door de verwerking van een volksliedje in het scherzo en de oosterse lyriek uit het langzame deel.

 

De tweede en beste symfonie (1869/76) vertegenwoordigt Borodins eerste volkomen rijpe compositie waarin hij al zijn karakteristieke mogelijkheden toont: ritmische vaart, grandeur, nostalgie en uitbundigheid. Veel uit dit werk was afgeleid uit schetsen voor Prins Igor en het is dus geen wonder dat sprake is van een zelfde episch romantische sfeer.

 

Uit herinneringen van zijn collega’s bleek dat Borodin toen hij overleed al wel de hele derde symfonie in zijn hoofd had, maar zelf voltooide hij alleen het pakkende tweede deel en wat schetsen voor het eerste.

 

Van de overige orkestwerken van Borodin is alleen het op zichzelf staande In de steppen van Centraal Azië uit 1880 de moeite waard. Maar het is dan ook een prachtig, rijk gekleurd symfonisch gedicht waarin een Oosterse karavaan wordt uitgebeeld die de Centraal Aziatische vlakten doorkruist met een escorte van Russische soldaten. Met name de fraaie althobosolo treft.

 

Het hoofdstuk kamermuziek van Borodin bevat twee mooie strijkkwartetten die werden geïnspireerd door de oprichting van het eerste professionele Russische strijkkwartet in 1871. Het tweede kwartet is veruit het populairst, vooral dankzij het ook vaak afzonderlijk gespeelde en zelfs georkestreerde tweede deel: de Nocturne. Het wordt omringd door twee elegante delen die in essentie bestaan uit dialogen tussen de cello (Borodins eigen instrument) en de eerste viool. Het werk eindigt met een felle finale die met een vraag en antwoord spel begint en verder gaat met de nodige energieke contrapuntische actie. Het werk werd in de zomer van 1881 geschreven en is opgedragen aan zijn vrouw.

 

Borodins eerste en enige opera, De Bogatieren (1867) was een onsuccesvolle komische parodie op het genre van de ‘grande opéra’; het werk werd gevolgd door een even futiele poging om een serieuze opera te schrijven, maar ook De Tsarenbruid had geen succes. Pas met Prins Igor een werk dat pas in 1890 in première ging in St. Petersburg, schiep hij ondanks een hier en daar wat rammelend verloop een waardige tegenhanger van de grootste Russische tragedie in de operageschiedenis, Moessorgsky’s Boris Godoenov.

 

Het werk speelt in de twaalfde eeuw en vertelt het verhaal van prins Igor en zijn zoon Vladimir die op weg gaan om de Polowetskische stam te bestrijden. De worden echter gevangen genomen, maar goed behandeld. De Polowetskische leider Khan Konchak vermaakt het tweetal met dansen (de bekende Polowetskische dansen) en Vladimir wordt verliefd op Konchaks dochter Konchakovna. Igor ontsnapt en wil de strijd voortzetten en ook naar zijn vrouw Yaroslavna terugkeren, maar Vladimir blijft bij zijn overwinnaars en trouwt met Konchakovna.

 

Het resultaat is meer een opera van wisselende tableaus dan eentje met een doorlopende handeling, maar het werk bood Borodin wel de gelegenheid om zijn flair voor oosterse beelden en orkestkleuren te tonen. Geen wonder dat die orkestrale gedeelten los van de opera populair werden en een eigen leven gingen leiden. De ouverture schijnt door Glazoenov te zijn gemaakt op basis van Borodins piano improvisaties, geeft deze een goed voorproefje van wat volgt. – een Polowetskische mars, de Dans van de Polowetskische meisjes en de Polowetskische dansen met koor. Al die fragmenten behoren tot de scène in het kampement van Igors vijanden.

 

 

 

Selectieve discografie

 

De 3 symfonieën; Ouverture en Polowetskische dansen uit Prins Igor; In de steppen van Centraal Azië; Nocturne uit Strijkkwartet nr. 2; Petite suite. Torgny Sporsén met het Göteborg symfonie orkest o.l.v. Neeme Järvi. DG 435.757-2 (2 cd’s). 1989/91

 

Symfonieën nr. 1 en 2; In de steppen van Centraal Azië. Royal philharmonic orkest o.l.v. Vladimir Ashkenazy. Decca 436.651-2. 1992

 

In de steppen van Centraal Azië. Kirov orkest o.l.v. Valery Gergiev. Philips 470.618-2. 2001  

 

Strijkkwartetten nr. 1 en 2. Borodin kwartet. Chandos CHAN 9965. 1983

 

Strijkkwartetten nr. 1 en 2. Haydnkwartet Boedapest. Naxos 8.550850. 1994

 

Strijkkwartet nr. 2. Gabrieli kwartet. Decca 425.541-2. 1972

 

Prins Igor. Mikhail Kit, Galina Gorchakova, Gregam Grigorian, Vladimir Ognovenko, Bulat Minjelkiev, Olga Borodina, Nikolai Gassiev e.a. met het Ensemble van de Kirov opera o.l.v. Valery Gergiev. Philips 442.537-2 (3 cd’s). 1993