Componisten portretten

CLEMENTI

 

CLEMENTI, MUZIO (1752 – 1832): BERUCHT BIJ PIANOSTUDENTEN

 

 

 

Als niet Vladimir Horowitz zich vroeger zo voor de pianowerken van Clementi had ingezet was deze componist met zijn uitgebreide en nuttige bijdragen aan de pianoliteratuur waarschijnlijk in vergetelheid geraakt of als curiosum veroordeeld tot muziekgeschiedenisboeken als concurrent van Haydn en Mozart en relatie van Beethoven in Wenen.

 

Zoals het intussen is, geldt hij eerder als pianovirtuoos, theoreticus, leraar, pianofabrikant en Beethovens vriend en uitgever dan als uitvoerend kunstenaar. Maar als kind trad hij aan als een wonderkind met de gaven van een Mozart en gedurende de tachtig jaar van zijn leven gold hij als een van de beroemdste en meest gerespecteerde Europese musici.

 

Clementi werd in Italië geboren en door zijn vader toevertrouwd aan de zorg van het Engelse parlementslid Peter Beckford, zodat de 15-jarige in 1767 naar Engeland toog waar hij in Dorset bij Beckford woonde en klavecimbel studeerde. In 1774 was hij verlost van de verplichtingen jegens zijn mentor en verhuisde hij naar Londen waar hij vanaf 1777 Italiaanse opera’s dirigeerde in het King’s Theatre. In 1770 gaf hij zijn eerste recitals, waarbij hij eigen werk introduceerde. In de periode van 1780 tot 1785 begon hij tournees door Europa te maken en ging hij met rivaliserende andere pianisten wedstrijden aan op het gebied van improvisatie en direct van blad spelen.

 

Mozart, een van zijn opponenten in 1781, was niet erg onder de indruk: “Hij bezit grote vaardigheid met zijn rechterhand en zijn beste passages zijn triolen. Maar voor het overige heeft hij geen grein smaak of gevoel; hij is niet meer dan een mechanicus.” In 1798 stichtte hij een muziekuitgeverij en een pianofabriek.

 

In 1810 keerde Clementi half en half terug naar Londen waar hij symfonieën, concerten, pianosonates en zijn beroemde Gradus ad Parnassum (1817-1826) schreef: een reeks van honderd piano études die nog steeds kan gelden als een fundament van de pianotechniek. Tot zijn leerlingen behoorden Hummel (vrij kort) en de Ier John Field (de uitvinder van de nocturne) die door Europa reisde en de piano’s van zijn leermeester demonstreerde.

 

Na 1810 kwam Clementi nog slechts sporadisch naar het Europese vasteland. Maar hij ondernam wel twee langere reizen om zijn symfonieën meer bekendheid te verlenen bij het publiek in Parijs en Leipzig. Het was in wezen verloren moeite want in 1824 al was al zijn muziek verdwenen van de concertprogramma’s wat vooral te wijten was aan de groeiende populariteit van Beethoven.

 

Niet lang na 1830 trok Clementi zich geheel terug uit het muziekleven en ging eerst in Lichfield, daarna in Evesham wonen. Zijn reputatie was echter nog dermate groot dat hij in 1832 een begrafenisceremonie in Westminster Abbey kreeg die dermate druk was bezocht dat veel rouwenden genoegen moesten nemen met een staanplaats. Clementi werd vervolgens in de kloostergang begraven en op zijn grafsteen is hij omschreven als “De vader van de pianoforte”.

 

Clementi schreef meer dan honderd pianosonates en hun invloed valt moeilijk te overschatten. Beethoven sloeg zijn werk hoog aan en datzelfde gold voor John Field. De vroege sonates zijn nog weinig meer dan een eerbetoon aan Domenico Scarlatti, maar tussen opus 10 en 14 ontstaat een duidelijke Clementistijl.

 

De componist verwierp de conventionele tweedelige Italiaanse vorm door een driedelige vorm te kiezen. Door het gebruik van een duidelijke thematische ontwikkeling en een in het algemeen ruwere melodische stijl anticipeerde hij duidelijk op Beethovens aanpak. Alleen bezat de pianomuziek van Clementi niets van Beethovens grootsheid of vastberaden zelfonderzoek – zijn werken zijn overheersend luchtig van aard en veel van de vroegere sonates hebben nog veel weg van klavecimbelwerken. Maar naarmate de pianobouw evolueerde er  behoorlijke fortepiano’s ten tonele verschenen, evolueerde zijn stijl en wel vooral in harmonisch opzicht. Zijn late werken werpen daarom al schaduwen vooruit naar het vroege werk van Field en Chopin.

 

Slechts  zes van zijn twintig symfonieën0 en één pianoconcert overleefden.

 

Ook al maakte Clementi de grote beloften uit zijn jeugd nooit helemaal waar, hij ontwikkelde wel een duidelijke en gedegen persoonlijke stijl die onmiddellijk herkenbaar is en ook direct bekoort.

 

 

 

Selectieve discografie

 

Symfonieën nr. 1-4. Philharmonia orkest o.l.v. Claudio Scimone. Erato 3984-21039-2 (2 cd’s). 1986

 

Symfonieën nr. 1 en 2. London Mozart players o.l.v. Bamert. Chandos CHAN 9234. 1993

 

3 Hammerklaviersonates e.a. werken. Andreas Staier. Teldec 3984-26731-2. 1999

 

5 Pianosonates. Vladimir Horowitz. RCA GD 87753. 1954

 

5 Pianosonates. Nikolai Demidenko. Hyperion CDA 66808. 1994

 

4 Pianosonates. Susan Alexander-Max Naxos 8.555808.