Componisten portretten

GABRIELI

 

GABRIELI, GIOVANNI (1557 – 1612): MEERKORIGHEID

 

 

 

Tegen het eind van de zestiende eeuw zochten veel componisten naar alternatieven voor de polyfonie die de afgelopen honderdvijftig jaar de kerkmuziek had gedomineerd. Tot de nieuwe stijlen die daar het gevolg van waren en die typisch waren voor de stadstaat Venetië en die als het ware voortvloeide uit de overdadige ceremoniële  muziek die in de prachtige San Marco kathedraal ten gehore werd gebracht. Die nieuwe Venetiaanse stijl werd meerkorigheid genaamd omdat gebruik werd gemaakt van tenminste twee en soms zelfs wel vijf afzonderlijke koren (chori spezzati) die op verschillende plaatsen rond het hoogaltaar waren geplaatst, inclusief de galerijen ter weerszijde daarvan.

 

Een overwegend aantal meerkorige werken dat voor de San Marco werd geschreven, kwam van Andrea Gabrieli en diens neef Giovanni; beiden dienden als organist van de kerk. Hun muziek was homofoon, dat wil zeggen dat deze bestond uit akkoorden en niet uit afzonderlijke meestemmige melodielijnen. Het ging om grote klankblokken met een nadruk op heel welluidende klank en een haast dramatisch wisselende dynamiek die fungeerde als het auditieve equivalent van de grote pracht van de San Marco zelf die wordt beschouwd als de meest Byzantijnse van alle Europese kerken.

 

In Giovanni Gabrieli’s muziek werden de structuren nog verder verrijkt door het gebruik van instrumentale muziek, met name met behulp van violen, cornetten (een vroege houten versie van de trompet) en oude trombones (sackbutts).

 

Ook over Giovanni Gabrieli’s leven is weer niet zoveel bekend. Hij studeerde bij zijn oom Andrea en bracht net als hij enige tijd van circa 1575 tot 1578 door aan het hof van Albrecht V in München waar hij mogelijk met Lassus samenwerkte. In 1585 volgde hij Merulo op als organist van de San Marco en werd het jaar daarop de belangrijkste componist van ceremoniële muziek voor die kerk. Hij was tevens organist van de Scuola di San Rocco, een broederschap die uitvoerig ceremonieel feestvierde op de verjaardagen van hun schutspatroon. Na de dood van Andrea Gabrieli in 1586 verzorgde hij de uitgave van diens werken.

 

Veel van Gabrieli’s muziek werd in 1597 in een bundel heel kleurige, pittige Sacrae symphoniae gepubliceerd. Hij schreef ook misdelen, motetten, instrumentale ensemblewerken, orgelwerken en een paar madrigalen. Zijn daaruit voortvloeiende roem maakte hem onder andere ook tot een veelgevraagde leraar, met name door studenten uit Duitsland. De belangrijkste onder hen was Schütz die weer thuis Gabrieli’s stijl assimileerde en voortzette nadat deze al lang weer was vergeten in Venetië. Hij was klaarblijkelijk een favoriete leerling van Gabrieli omdat hij op diens doodsbed een fraaie ring van hem kreeg.

 

De meerstemmigheid werd in Venetië opgevolgd door de eclectischer en expressiever stijl van Monteverdi die een jaar na Gabrieli’s dood maestro di cappella van de San Marco werd.

 

Gabrieli’s loopbaan viel samen met een van de rijkste perioden uit de Italiaanse Hoog Renaissance in het algemeen en de Venetiaanse geschiedenis en school in het bijzonder terwijl daar een van de meest spilzieke doges regeerde: Marino Grimaldi die enorme bedragen uitgaf voor staatsfeesten. Blijkbaar werd de kerk bij dergelijke ceremonies betrokken, maar die feesten gingen meer om de stad dan om God en de priesters van de San Marco konden zelfs boete krijgen wanneer ze de muziek onderbraken.

 

Gabrieli zwelgde en genoot kennelijk van al die muzikale extravangza die van hem werd verlangd. Hij was – zijdeling opgemerkt – ook een van de eerste componisten die duidelijke instructies gaf over de dynamiek. Een van zijn bekendste werken draagt niet voor niets de in dit opzicht duidelijke titel Sonata pian e forte.

 

De instrumentale muziek was even belangrijk als de koormuziek om de juiste plechtige sfeer te scheppen en tot Gabrieli’s mooiste composities behoren daarom de canzoni waarin de instrumenten met eenzelfde gevoeligheid zijn behandeld als anders de menselijke stemmen.

 

 

 

Selectieve discografie

 

Canzoni di sonare e.a. werken. Hespèrion XX o.l.v. Jordi Savall. Virgin 562.028-2 (2 cd’s). 1987

 

Uit Sacrae symphoniae: Canzona’s. Concerto palatino o.l.v. Bruce Dickey en Charles Toet. Harmonia Mundi HMC 90.1688. 1998

 

16 Sacrae symphoniae; Toccata quinti toni; 3 Toccata’s; Intonatione del noni toni. His majesties sagbutts and cornetts o.l.v. Timothy Roberts. Hyperion CDA 66908. 1997

 

A Venetian coronation 1595. Muziek van Andrea en Giovanni Gabrieli. Gabrieli consort and players o.l.v. Paul McCreesh. Virgin 759.006-2. 1988 

 

Music for San Rocco. Timothy Roberts met het Gabrieli consort and players o.l.v. Paul McCreesh. Archiv 449.180-2. 1995.