Componisten portretten

GOEBAILDOELINA

 

GOEBAILDOELINA, SOFIA (1931 -     ): TRANSCENDENTALE MUZIEK

 

 

 

Sofia Goebaidoelina heeft ooit over zichzelf gezegd: “Ik ben de plaats waar het Oosten het Westen ontmoet”. Een aardige omschrijving die haar heel behoorlijk karakteriseert. In de voormalige Sovjet Unie was ze een van de vernieuwendste componisten; of haar gemengd Tartaarse-Slavische achtergrond daarmee te maken heeft? Waarschijnlijker is het dat de invloeden van de Oosterse filosofie zo’n grote spelen bij haar. Dat blijkt uit het hoge gehalte aan sprirituele expressie in haar muziek, om het even of ze schrijft voor een zwaar bezet orkest of slechts voor een paar solo instrumenten. Ze streeft er steeds naar om een enorm klankspectrum te exploreren om een muziek te scheppen die uitermate sereen en stil is en die de luisteraar achterlaat met een gevoel van tijdeloosheid.

 

Ze begon al op jonge leeftijd muziek te schrijven toen ze in Kaan (de huidige Tartaarse republiek) studeerde; later verhuisde ze naar Moskou waar ze tot 1963 naar het conservatorium ging. Tot rond die tijd had het Sovjet regime erop toegezien dat Russische componisten werden afgeschermd tegen verderfelijke, moderne Westerse invloeden, maar in de jaren zestig trad een dooiperiode in de relaties in en bezochten onder andere componisten als Pierre Boulez en Luigi Nono Rusland.

 

Ooit begonnen met het componeren in een traditioneel tonaal idioom greep Goebaidoelina iedere mogelijkheid aan om de nieuwe klanktalen en technieken – zoals serialisme, elektronica en het gebruik van numerieke patronen - te bestuderen en zich eigen te maken. Al gauw manifesteerde zij zich daarna als een van de interessantste en vooruitstrevendste componisten uit haar land, naast onder andere de turbulente Alfred Schnittke en de kluizenares Galina Oestvolkskaja.

 

Om in haar levensonderhoud te voorzien schreef de componiste – net als Shostakovitch voor haar - veel filmmuziek en muziek voor het theater. Het was een discipline die het voor haar mogelijk maakte om met heel wat technieken en klankmogelijkheden te experimenteren. Een andere cruciale bijdrage aan haar werk kwam vanuit de traditionele muziek uit de Sovjet Unie; in 1975 richtte ze een improvisatiegroep met de naam Astreya op die gebruik maakte van een enorme verzameling volksinstrumenten en waarmee ze nieuwe vormen ontdekte. Ook dat had veel invloed op haar eigen composities.

 

De grote gemeenschappelijke noemer van Goebaidoelina’s kunst dan is het wel haar stellige overtuiging van de verheffende werking van de kunst. Veel van haar muziek is geworteld in religieuze beelden en ze gelooft met passie in het vermogen van de muziek om een gevoel van het transcendentale te bewerken, een opvatting die ze deelt met Arvo Pärt.

 

Goebaidoelina’s vioolconcert met de bedrieglijke titel Offertorium (1980, herzien in 1982 en 1986) is een van de eerste stukken van haar die – dankzij Gidon Kremer - ook buiten Rusland bekend werden. Het is een ontroerend en virtuoos werk da helemaal is geconstrueerd rond het thema uit Bachs Musikalisches Opfer. In het eerste gedeelte van het eendelige werk is dat thema verschillende keren te horen, maar daarna desintegreert het geleidelijk; aan het eind van Offertorium is het thema van gedaante veranderd en wordt het omgekeerd gespeeld door de solist: een moment van kalme schoonheid en oplossing.

 

Het twaalfdelige Stimmen….Verstummen….. dat in 1986 ontstond begint met een van Goebaidoelina’s oorspronkelijkste effecten: een extatische drieklank in D van de blazers tegen de achtergrond van gejaagde strijkersklanken. Die drieklank wordt aan het eind van het eerste deel ontwricht door een dreigende Des van het koper en gedurende het hele massieve en bijna in trance brengende werk worden momenten van statische rust onderbroken door ongemakkelijke chromatische episodes. Het werk bereikt een bijzondere climax in het minutenlang durende negende deel dat totaal verstild is. Alleen de ritmische gebaren zijn daar in de partituur aangegeven. Moeilijk te realiseren en te begrijpen bij het luisteren naar een cd van het werk, maar toch een krachtig en merkwaardig moment.

 

Een van de meest uitgevoerde kamermuziekwerken van Goebaidoelina is het verheven contemplatieve Garten von Freuden und Traurigkeit. Dit stuk werd in 1980 gecomponeerd en schept een heel bijzondere klankwereld met behulp van slechts drie instrumenten: fluit, altviool en harp. In de Sieben letzte Worte uit 1982 is van eenzelfde ongewone, maar toch ook weer heel andere klankwereld sprake. Een cello en een traditionele Russische bayan (knoppen accordeon) spelen als solisten klaaglijke melodieën en vreemde, krasserige geluiden bij een zangerig klinkend strijkorkest. In croce (1983) voor cello en orgel is een heel ander werk waarin ongewone klanken een bijzondere wereld van strijd en vrede oproepen.

 

Het strijktrio uit 1988 is een veeleisend werk voor de gangbare combinatie van viool, altviool en cello, ‘Drie karakters die hun eigen wil opleggen’, volgens de componiste. Het eerste deel begint wat kaaltjes maar ontwikkelt zich tot een harmonisch rijk geheel, het tweede bevat zwevende pizzicati en etherische harmonieën waarna het derde heel geagiteerd klinkt en voor een onrustig besluit zorgt.

 

Goebaidoelina schreef ook heel wat vocale werken, steeds op teksten die de breedte en de diepte van haar filosofische, spirituele en artistieke bedoelingen illustreren. Dat gaat van oude Egyptische en Perzische teksten via de geschriften van Franciscus van Assisië tot gedichten van Maria Tsvetayeva en Rainer Maria Rilke. Perception uit 1983 is op tekst van Francisco Tanzer en laat een brede reeks vocale technieken, inclusief Sprechgesang horen. Pakkender is ook Jetzt immer Schnee uit 1993, een prachtige toonzetting van Gennadi Aigi’s mystieke en impressionistische verzen. Het orkest schetst een sereen zowel als dreigend landschap en de stemmen bewegen zich daar intiem en kwetsbaar in. Het begin is al heel treffend wanneer een bezwerende frase met een fluisterende intensiteit door de stemmen wordt herhaald tegen een achtergrond van onrustige strijkers.

 

 

 

Selectieve discografie

 

Offertorium; Hommage à T.S. Eliot. Gidon Kremer met het Boston symfonie orkest o.l.v. Charles Dutoit. DG 427.336-2. 1988

 

Stimmen….. Verstummen……; Stufen. Stockholm filharmonisch orkest o.l.v. Gennadi Rozhdestvensky. Chandos CHAN 9183. 1991

 

De zeven laatste woorden; In croce; ‘Silenzio’ uit 5 Stukken. Kathrin Rabius, Maria Kliegel, Edda Moser en Camerata Transylvanica o.l.v. György Selmeczi. Naxos 8.553557. 1995

 

Jetzt immer Schnee; Perception. Stella Kleindienst en Siegfried Lorenz met het Nederlands kamerkoor en het Schönberg ensemble o.l.v. Reinbert de Leeuw. Philips 442.531-2. 1993