DVD Recensies

BERLIOZ: LES TROYENS, CAMBRELING, GARDINER

Berlioz: Les Troyens. Deborah Polask (Cassandra, Dido), Jon Villars (Aeneas), Russell Braun (Choroebus), Tigran Martirossian (Pantheus), Robert Lloyd (Narbal), Ilya Levinsky (Cassandra) en Gaele le Roi (Ascanio) met koren en het Orchestre de Paris en de Salzburger Kammerphilharmonie o.l.v. Sylvain Cambreling. ArtHaus 100.350 (2 dvd’s, 237’, 16:9, geluid 2.0 en 5.1, regio 0). 2000

Berlioz: Les Troyens. Susan Graham (Dido), Anna Caterina Antonacci (Cassandra, Clio), Gregory Kunde (Aeneas), Renata Pokupic (Anna), Nicolas Testé) Pantheus) Ludovic Tézier (Choroebus), Laurent Naouri (Narbal, grand prêtre) met het koor van het Châtelet theater, het Monteverdi koor en het Orchestre révolutionaire et romantique o.l.v. John Eliot Gardiner. BBC Opus Arte OA 0900D (3 dvd’s, 312’, 16:9, geluid 2.0 en DTS 5.1, regio 0). 2003

 

Hetgeen Vergilius in zijn Aeneas over Troje te berichten had inspireerde geen andere componist tot op heden zozeer als Berlioz. Hij zelf bereidde de Latijnse verzen tot een Frans libretto dat hij aankleedde tot een bemerkenswaardige opera, die uitgaat van door Gluck geleverde impulsen en die daarop stukken verder dan zelfs een Meyerbeer doorborduurt. Veel geluk had de componist niet met het werk dat pas voor het eerst in 1957 in zijn volledige vorm op het toneel werd gebracht. Met zijn ongeveer vier uur volledige uitvoeringsduur behoort het met sommige stukken van Wagner tot de langste werken uit de operageschiedenis.

Zomer 2000 vormde dit werk een van de hoofdschotels tijdens het Salzburg festival als een soort opgewaardeerde versie van ongeveer tien jaar eerdere opvoeringen in het Brusselse Munttheater, toen ook in de regie van Herbert Wernicke die ook de kostuums en decors voor zijn rekening nam en daarvan een zuiver illustratieve, in het heden geplaatste, nogal kille en kale, lichtelijk geabstraheerde bedoeling van maakte die echter wel iets etherisch en mystieks heeft in zijn gelaagdheid.

Dat de vertolkers zo in een bepaald keurslijf werden geplaatst, is zicht- en hoorbaar. De Aeneas van Villars lijkt een wat verveelde, zelfbewuste nitwit, de Anna van Yvonne Naef lijkt tamelijk onbenullig. De redding moet komen van Polaski in de dubbelrol van Dido en Cassandra. Hij is vocaal en dramatisch heel overtuigend en ook Tobz Spence als Hylas overtuigt volkomen. Veel inspiratie gaat ook niet uit van Cambreling. Het resultaat voldoet voor een incidentele beschouwing, maar is slecht tegen herhaling bestand.

Heel andere koek serveren de Parijzenaars. Zij nodigen uit tot een herbezinning op het werk. Hetgeen Vergilius in zijn Aeneas over Troje te berichten had inspireerde geen andere componist tot op heden zozeer als Berlioz. Hij zelf bereidde de Latijnse verzen tot een Frans libretto dat hij aankleedde tot een bemerkenswaardige opera, die uitgaat van door Gluck geleverde impulsen en die daarop stukken verder dan zelfs een Meyerbeer doorborduurt. Veel geluk had de componist niet met het werk dat pas voor het eerst in 1957 in zijn volledige vorm op het toneel werd gebracht. Met zijn ongeveer vier uur volledige uitvoeringsduur behoort het met sommige stukken van Wagner tot de langste werken uit de operageschiedenis.

Iedere opvoering staat of valt met de bezetting van de hoofdrollen, die van Cassandre, Dido en Enée. Wat dat betreft had men in Parijs een gelukkige hand. Anna Caterina Antonacci is een dramatische, gepassioneerde profetes, pakkend in haar vervloeking van de Grieken en heroïsch bij haar zelfmoord wanneer Troje aan het eind van de tweede akte in vlammen opgaat.

Gregory Kunde is in vocaal opzicht een heel overtuigende, geloofwaardige want behoorlijk romantische en onstuimige Enée, die zowel over het nodige theaterinstinct als over de vereiste bravoure beschikt. In zijn moment van de waarheid in de vijfde acte laat hij zien en horen wat hij waard is.

Natuurlijk was het te verwachten dat Susan Graham met haar warme stem en haar inlevingsvermogen aan alle voorwaarden voldoet om een indrukwekkende Didon te zijn. Ze toont een inderdaad koninklijke allure, is in zuiver vocaal opzicht zeer gedistingeerd, toont persoonlijk charisma en een waardige houding Ook haar Frans is vrijwel onberispelijk. Een hoogtepunt is haar ‘Adieu fier cité’ waarna ze in een Medea-achtige toorn ontsteekt.

De kleinere comprimario rollen zijn over het geheel ook goed bezet met onder andere een jeugdig aandoende, noblesse tonende Ludovic Tézier als Chorèbe, een luxueus zingende Renata Pokupić als Anna, de zuster van Didon, de imposante Narbal van Laurent Naouri, de zoetgevooisde hofdichter Iopas van Mark Padmore en de fraai gezongen Phrygische zeeman Hylas van Topí Litipu.

John Eliot Gardiner is zich volledig bewust van de epische kwaliteiten van het verhaal en hij blijkt goed in staat om de dramatische status, de noblesse en de tragische consequenties daarvan tot uitdrukking te brengen.

Over de wat halfslachtige aankleding en regie van Yannis Kokkos – een voornamelijk uit hoekige, witte marmerachtige blokken opgebouwd kalig decor en kostuums die tweeslachtig deels de oudheid, deels het begin van de twintigste eeuw suggereren kan men van mening verschillen.

Allerminst alledaags is de partituur wat de instrumentatie betreft. Dat optimaal uit te laten komen vormt helaas het manco van deze in visueel opzicht best mooi geslaagde opname met goede totaalbeelden in de grote massascènes en onopdringerige close ups van de soli en duetten. Maar het orkest blijft veel te veel onhoorbaar op de achtergrond en mist zijn magische inbreng en effecten, bijvoorbeeld de sensuele sfeertekening van de in zonlicht badende Noord Afrikaanse kuststreek, de dreigende doem van de ‘Koninklijke jacht en storm’ of het militante karakter van de Trojaanse mars. Ook de luchtiger momenten, zoals het ballet van de werklieden en ambachtslui mist een orkestraal fundament.

Toeval kan dat haast niet zijn, want ook met zijn cd opname van de Symphonie fantastique in een belabberde Parijse akoestiek wist Gardiner met dit voor zo’n doel wat te machteloze orkest niet te overtuigen. Wat dat betreft is het jammer dat de beelden niet zijn te synchroniseren met het geluid van de Decca cd opname van Dutoit (geluidstechnisch het mooist) of de beide opnamen van Davis (Philips en LSO Live). Kennelijk had de ‘live’ registratie van een opvoering in oktober 2003 in het Parijse Châtelet theater onoverkomelijke beperkingen. De Surround Sound optie doet daar niet veel aan toe of af. Gek eigenlijk, dit falen. EMI nam niet lang daarvoor Verdi’s Don Carlos in datzelfde theater om onder Pappano en op de geluidskwaliteit van die uitgave is niets aan te merken.

Anderzijds valt bij zoveel vocaal en visueel waardevols met dat gemis te leven. De kans dat we het volledige werk na de opvoeringen in het Amsterdamse Muziektheater nog eens in volle glorie te zien zullen krijgen, lijkt niet zo groot.

Er zijn ook wat extra’s. Portretten van en interviews met dirigent, regisseur en hoofdrolvertolkers plus een documentaire over de compositie van Reiner Moritz. Zo ontstond een geheel dat met zekere klanktechnische restricties te genieten valt.