DVD Recensies

WEBER: DER FREISCHUTZ, HARNONCOURT, METZMACHER

Weber: Der Freischütz. Charlotte Margiono (Agathe), Jorma Silvasti (Max), Sabine Ritterbusch (Annchen), Albert Dohmen (Caspar), Wolfgang Rauch (Ottokar), Dieter Weller (Cuo), Jörg-Michael Koerbl (Samiel) e.a. met het Ensemble van de Hamburgse Staatsopera o.l.v. Ingo Metzmacher. Regie: Peter Konwitschny. ArtHaus 100.106 (160’, 16:9,  geluid 2.0, regio 0). 1999

Weber: Der Freischütz. Inga Nielsen (Agathe), Malin Hartelius (Annchen), Matti Salminen (Kaspar), Peter Seiffert (Max), Lásló Polgár (hermiet), Cheyne Davidson (Ottokar) e.a. met het Ensemble van de Opera Zürich o.l.v. Nikolaus Harnoncourt. TDK DV-OPDFR (2 dvd-v’s, 159’, 16:9, geluid 2.0, 5.1 en DTS 5.1, regio 0). 1999

 

De structuur van Der Freischütz waarin de muzikale nummers onderling zijn verbonden door gesproken dialogen is ontleend aan het specifiek Duitstalige Singspiel, waarvan Mozarts Zauberflöte het bekendste voorbeeld is. Maar Webers opera getuigt van een verdere ontwikkeling doordat hij met steeds terugkerende motieven zorgt voor een betere muzikale continuïteit. Met name door het gebruik van hoorns om het jagersthema te onderstrepen. Verder bracht Weber net deze opera met een amalgaam van het bovennatuurlijke en bijgelovige (de soli van de verschrikkelijke Caspar en de spreekrol van Samiel), het folkloristische en het rustieke iets van de opkomende Duitse romantiek de operawereld binnen. Getuige bijvoorbeeld de mooie aria’s van Agathe en haar boezemvriendin Ännchen.

De held uit het stuk is de jager Max die een pact sluit met de machten der duisternis om zo aan magische kogels te komen waarmee hij op een schietwedstrijd de hand van zijn geliefde Agathe kan veroveren. De kern van de opera wordt gevormd door de scène waarin de kogels worden gesmeed in een duistere, ongastvrije bergvallei, de Wolfschlucht. De sfeertekening van het kwaad die Weber hier leverde, behoort tot zijn beste, imposantste creaties. Maar hij geeft ook blijk de kunst van het aanbrengen van treffende orkestkleuren prachtig te beheersen. Dat gebeurt door het hele werk heen, maar vooral met behulp van volkse melodieën in de koren.

Om te beginnen is daar de aantrekkelijke Hamburgse productie. Het is natuurlijk logisch dat een regisseur (Peter Konwitschny) en een decorbouwer en een voor romantische kostuums zorgdragende Gabriele Koerbl bij een beeldopname voor veel toegevoegde waarde kunnen zorgen in een romantisch werk als dit, dat hier gelukkig ook niet is ‘gemoderniseerd’. Iets van de angst en griezels die het eerste publiek moet hebben ondergaan bij de Wolfschlucht scène wanneer de magische kogels worden gegoten en na elkaar genummerd, eerst in geheimzinnige stilte, dan in een groeiend crescendo met gillende demonen, blijkt ook hier nog.

Ingo Metzmacher verheldert zoveel mogelijk het klankweefsel en houdt de vaart erin. De bezetting is een goede met Charlotte Margiono als een pure, maar ook sensuele Agathe, Sabine Ritterbusch als veel meer dan een domme soubrette. De Max van Albert Dohmen is voldoende heroïsch en de overige baritons en bassen zijn meer dan adequaat en onderling goed contrasterend. Het geheel is goed in beeld gebracht en ook de geluidskant is behoorlijk verzorgd.

Dan ontstond in hetzelfde jaar in Zürich de opvoering van een team rond dirigent Harnoncourt die daar regelmatig te gast is aan de Opera en met Gudrun Hartman als regisseuse, Hartmut Meyer als decorontwerper en Marie-Luise Strandt die tekende voor de kostuums. Harnoncourt liet in 1995 al een concertante uitvoering van deze opera in de Berlijnse filharmonie vastleggen op cd (Teldec 4509-97758-2) met Orgonasova (Agathe), Schäfer (Ännchen), Wottrich (Max), Cachemaille (Kuno) en Salminen (Kaspar) in de hoofdrollen. Dat was een heel sfeervolle, verfrissende, ja elektriserende vertoning en men had mogen hopen dat hij dat succes hier in de opera herhaalde. Inderdaad: de dirigent brengt leven in de brouwerij, verheldert het klankweefsel, plaatst meer accenten, zorgt voor dynamiek en drama, al haalt het opera orkest niet bij de Berlijners. Van de Berlijnse bezetting is alleen Salminen als Kaspar over. Jammer, want de Agathe van Nielsen klinkt wat minder stralend en sensueel dan gewenst is en Hartelius heeft niet het vereiste lichte soubrette karakter. Peter Seiffert als Max is wel redelijk heroïsch, maar zingt niet bepaald moeiteloos; de bariton- en basrollen kunnen ermee door, maar zijn ook niet geweldig.

Erger zijn de letterlijk en figuurlijk platte decors en de al te burgerlijke kostuums die teveel aan de verbeelding van de toeschouwer overlaten. Voeg daarbij dat deze productie twee plaatjes nodig had tegen de andere een en nog los van de vrij lage eindwaardering is het logisch voor ArtHaus te kiezen.