Fonografie Muziek

VIJFTIG REVOLUTIONAIRE WERKEN

VIJFTIG MUZIEKWERKEN DIE DE MUZIEKGESCHIEDENIS DRASTISCH HEBBEN BEINVLOED

 Lijstjes – aan het eind van het afgelopen millennium deden ze op alle gebieden de ronde. Er is heel wat afgeïnventariseerd. Ook op muziekgebied. Verder over de net gepasseerde 20e eeuw heen blikkend, is het best de moeite waard om eens op te sommen welke muziekwerken van welke componisten de grootste – zo men wil meest revolutionaire – invloed hebben  gehad op het verloop van die muziekgeschiedenis aan de hand van een selectie van vijftig werken, in chronologie geplaatst en dus niet in een rangorde van belangrijkheid.Het samenstellen van een dergelijk overzicht is gevaarlijk en discutabel in menig opzicht. Waarom niet een beperking tot slechts tien of juist een uitbreiding tot honderd composities? Waarom ligt het accent nogal nadrukkelijk op de “nieuwe” muziek en is naar het verleden toe de muziekgeschiedenis steeds verder ineen getelescopeerd? Waarom een chronologische volgorde en niet een rangschikking op kwaliteit? Waarom is componist A vertegenwoordigd met werk X, terwijl werk Y representatiever lijkt. Waarom ontbreekt componist B geheel? Wat is nu eigenlijk de werkelijke revolutionaire rangorde van de genoemde werken. Is het geen appels met peren vergelijken? Het moge duidelijk zijn dat Beethovens late strijkkwartetten van ander, belangrijker kaliber zijn dan bijvoorbeeld Weills Dreigroschenoper, Schönbergs Pianosuite onvergelijkbaar is met Bachs Wohltemperiertes Klavier. Maar daar gaat het niet om. De bedoeling is dat iedereen wordt gestimuleerd om voor zichzelf een ranglijst te maken met misschien weer heel andere werken.Natuurlijk is deze onderneming arbitrair en weerspiegelt hij onvermijdelijk al is het maar onbewust enige persoonlijke sym- en antipathieën. Maar hij niet geheel willekeurig en hij ontstond na een proces van weken puzzelen, schrappen, vervangen, toevoegen. Zonder enigerlei voorkeur voor genres, stijlperioden of vertolkers. Aan het eind van de oefening rest vooral ook bewondering voor en verbazing over de enorme schat aan totaal verschillende muziekuitingen. Zelfs voor een insider valt nog veel te (her)ontdekken, laat staan voor de minder ingewijde. Perotinus: Sederunt principes (1199).De Nôtre Dame school floreerde gedurende de laatste tientallen jaren van de twaalfde eeuw. Tot dan toe was de harmonie voor wat die waard was, het resultaat van twee “stemmen” (in casu verschillende muzieklijnen) die in parallelle kwinten of kwarten bewogen. Als er derde en vierde “stemmen” waren, dan verdubbelden deze eenvoudig de eerste twee. Gedurende de eerste helft van de twaalfde eeuw begon de bovenste stem zich vrijer te bewegen, zodat extra harmonieën mogelijk werden. De Parijse componisten (Leonin en Perotinus waren de bekendsten onder hen) breidden die mogelijkheden uit door een derde en vierde stem toe te voegen. Perotinus’ Sederunt principes is met Viderunt omnes het oudst bekende voorbeeld van polyfonie met vier onafhankelijke stemmen. Ook heel veelbetekenend is de ritmische opzet: hoewel de uitvoerenden was toegestaan om de muziek te versieren – het werd zelfs van hen verwacht – trachtte Perotinus het ritme en het metrum te controleren. In een later stadium kwam de Florentijnse Ars nova naar voren.Aanbevolen opnamen:           Orlando Consort. Archiv 453.487-2.                                               Oberlin c.s. Lyrichord LEMS 8002. Machaut: Messe de Nostre Dame (ca. 1350).Machauts bekende mis is zeker niet het meest revolutionaire werk uit de veertiende eeuw. Phillipe de Vitry met  de faam van Ars Nova was duidelijk innovatiever. De Messe de Nostre Dame is ook niet – zoals lang werd gedacht – de oudste overlevende complete zetting van het proprium uit de mis – die eer gaat voorlopig naar de Messe de Tournai. Maar het werk bezit een haast icoonachtige betekenis als zinnebeeldig werk bij uitnemendheid uit de Middeleeuwen en het dankt zijn revolutionaire sporen aan de vroegst bekende vorm van de vierstemmige mis (de Tournai mis is driestemmig) van een met naam bekende componist. Overstromend van de in die tijd meest gekoesterde compositie technieken, inclusief isoritmiek (in essentie een herhaald ritmisch patroon dat is verfijnd tot een werktuig van uiterst raffinement) and de oudere hoquet ofwel hikstijl, sprak deze mis ook sterk componisten uit de twintigste eeuw aan, die, gevoed door de onverbiddelijkheden van het integrale serialisme en wat daar op lijkt, reageerden op vergelijkbaar gedisciplineerde structuren uit het verleden. Boulez programmeerde Machaut in zijn Domaine musicale concerten in de jaren vijftig. Maxwell Davies zorgde voor eerbetoon met een speciale bewerking van de Hoquetus David.Aanbevolen opname: Peres. Harmonia Mundi 901.590. Peri: Dafne (1598).Algemeen wordt erkend dat Peri’s Dafne, geschreven voor het prachtlievende hof van de Medici’s in Florence de eerste opera uit de muziekgeschiedenis is. Jammer genoeg ging de muziek verloren en blijken reconstructies dubieus. Daardoor is het oudste resterende voorbeeld van het ontluikende genre Euridice uit 1600, een paar jaar later geschreven derhalve. Door de mythe van Orfeus uit te kiezen, stuitte Peri onwillekeurig op een gegeven dat later ook een paar revoluties in de operageschiedenis zou veroorzaken van Monteverdi’s Orfeo, via Gluck tot Birtwistle. Cruciaal was de verbintenis van de hoofse pastorale met die waren ontleend aan het Griekse drama en de nieuwe stile recitativo. Deze laatste maakte het mogelijk om de tekst duidelijk en expressief te declameren. Vanuit de aristocratische huizen ontsnapte de opera naar de nieuwe publiekstheaters, koloniseerde hij Frankrijk dankzij de Italiaan Lully en later Engeland dankzij de Italiaanse ereburger Händel. Ook Duitsland keek aanvankelijk naar Italië. Heel simpel gezegd: Peri’s muzikale uitwerking van Ovidius’ verhaal over de gedaanteverwisseling van een nimf vormde het begin van de moderne tijd in de muziek. Van Euridice bestaan gelukkig wel opnamen.Aanbevolen opnamen:           De Caro. Arts 472762.                                               Cetrangolo. Pavane  ADW 7372/3. Monteverdi: Orfeo (1607).Orfeo is een opera in vijf aktes geschreven voor de Accademia degli Invaghiti in Mantua en werd voor het eerst opgevoerd in 1607. Weinig is bekend over die première behalve dat het een vrij intieme aangelegenheid moet zijn geweest. Het precedent voor het werk zijn het renaissance ballet en de intermedi die werden ingelast om de koningen en edelen wat extra vermaak te schenken. Dankzij deze traditie kon Monteverdi beschikken over een groot orkest, inclusief trombones om taferelen uit de onderwereld kracht bij te zetten. Orfeo is in klankrijk opzicht de pakkendste van alle zeventiende eeuwse opera’s en is dat opzicht onovertroffen.In veel opzichten lijkt de opera nauwelijks het soort materiaal om revoluties te ontketenen gezien zijn afhankelijkheid van de madrigaalstijl, die zo’n belangrijke erfenis was uit de voorafgaande eeuw. Maar Monteverdi stelde zich wel ten doel om met de conventies te breken. Hij zou de balletten, pastorales en op madrigalen gebaseerde koren achterwege hebben moeten laten ten faveure van de monodische stijl (met slechts een stem en lichte begeleiding, zoals de recitatiefstijl uit Peri’s Euridice die aan Orfeo vooraf ging). Hij had zich ook anderszins moeten beperken. Vreemd genoeg stond het madrigaal op het punt om uit te sterven en Monteverdi’s passie ervoor doet dus haast reactionair aan, zijn verassende vernieuwingen ten spijt.Orfeo tracht ons niet te verplaatsen in het karakter van de figuren op een manier die later usance werd, waarin de nadruk ligt op de reacties van de individuen op vijandige of gunstige omstandigheden. Niettemin reageerde Monteverdi door dit klassieke onderwerp te kiezen zowel op wat in zijn tijd populair was als op de agenda van wat hij nog meer aan opera’s wilde schrijven. Er zijn ook momenten van heel emotionele aard, niet in het minst als de boodschapper de dood van Euridice aankondigt. Dat wordt inderdaad verteld in de nieuwe monodische stijl met heel expressieve vocale lijnen en een zuinige begeleiding. Monteverdi was een sleutelfiguur in de evolutie van deze stijl.Het feit dat Monteverdi niet trachtte Peri te imiteren, is heel veelbetekenend omdat de beste muzikale revoluties meestal zijn gebaseerd op vernieuwing van het conservatieve of op het verwerpen van het verleden. Omdat Monteverdi een verschillende en sterk gestructureerde opera van een grote muzikale rijkdom en verscheidenheid schreef zoals die tot dan toe onbekend was, heeft Orfeo overleefd, terwijl Peri’s eerdere werk haast alleen nog van musicologisch belang is. Orfeo is de eerste levensvatbare opera, het eerste meesterwerk in een genre dat nog steeds floreert.Aanbevolen opnamen:           Harnoncourt. Teldec 2292-42494-2.                                               Gardiner. Archiv 419.250-2. Gesualdo: 5e band Madrigalen (1611)Ondanks de voordelen van weelde, macht, talent en nobele afstamming was Gesualdo’s leven niet zo benijdenswaardig. Zijn beide huwelijken waren ongelukkig (hij eindigde het eerste door zijn vrouw en maar minnaar te doden) en zijn zonen (een van elke vrouw) stierven jong. Hij leed aan een zwakte die tot manisch-depressief gedrag leidde en hij geselde zichzelf tijdens perioden van berouw. Het vijfde boek vijfstemmige madrigalen (geschreven omstreeks 1596) kan hebben geprofiteerd van de invloed uit de gelukkiger eerste dagen van zijn tweede huwelijk, maar de demonen zijn nooit ver uit de buurt. De teksten gaan over de gangbare kwellingen van onbeantwoorde liefde, waarbij hun emotionele effect nog wordt geïntensiveerd door een gedurfde toepassing van de harmoniek die een mate van chromatiek laat horen, welke gedurende drie eeuwen onovertroffen bleef. In het derde boek was Gesualdo begonnen om een stijl zonder veel precedenten te ontwikkelen, maar in de vijfde verzameling had hij die stijl geperfectioneerd.Aanbevolen opname: Metamorphoses. Arion ARN 68388. Monteverdi: Vespro della beata vergine (1610).Monteverdi’s grote verzameling liturgische werken onder de titel Vespers vormt de grootste en belangrijkste bundel liturgische muziek uit de zeventiende eeuw. Vreemd genoeg is weinig bekend over de aanleiding en de gelegenheid waarvoor deze muziek werd geschreven, hoewel de inhoud suggereert dat het geheel feitelijk was bedoeld om te worden uitgevoerd als een geheel omdat de motetten zijn geplaatst tussen de vesper psalmen. Als dat al zo is, moet het om een lange dienst zijn gegaan want het tweede magnificat niet meegerekend (niemand weet waarom Monteverdi er twee uitgaf) duurt de muziek al anderhalf uur.Het belang van de 13 verschillende nummers schuilt in de manier waarop ze gebruik maken van de oude polyfone stijl uit de zestiende eeuw en deze vaak combineren met de stile nuove uit de zeventiende eeuw. In feite worden sommige onderdelen concerto genoemd en is sprake van instrumentale ritornelli. Er is ook leentjebuur gespeeld bij de opera, bijvoorbeeld bij het gebruik van echo-effecten. Deze relatie tussen de religieuze muziek en de opera komt later in de muziekgeschiedenis vaker voor, niet in het minst in Verdi’s Requiem. Invloed had Monteverdi verder op Grandi, Cavalli en Schütz.Aanbevolen opnamen:           Gardiner. Archiv 429.565-2.                                                Parrott. Virgin 561.347-2. Bach: Das wohltemperierte Klavier (1722/1738-42).Bach revolutionair? Welzeker! Het is geen vergissing. Tijdgenoten wezen hem af als pietlut en ouwe sok die niet met de tijd meeging. In sommige opzichten hadden ze gelijk. De toekomst leek aan zijn zonen toe te behoren, aan Carl Philipp Emanuel in het bijzonder. Maar dat doet aan de grootheid van vader Bach niets af. In alle toen gangbare genres schreef mij menig meesterwerk: op het gebied van de orgelmuziek, de klavecimbelmuziek, solo- en duo-sonates, concertante muziek, passiemuziek en cantates. Alle eer! Maar vooral met Das wohltemperierte Klavier dat in twee delen, respectievelijk in 1722 en 1742 werd voltooid - schreef Bach revolutionaire muziek in de ware betekenis van het woord. Niet alleen het concept was revolutionair, ook de opvallende inhoud was revolutionair. En wel omdat tot dan toe niemand ooit systematisch had getracht om elke toon uit het diatonische systeem te gebruiken. Wat Bach ook bedoelde met wohltemperiert, het moet een stemming van het klavecimbel hebben betekend, die geen noot in de kou liet staan, zoals dat bij de ongelijkzwevende stemming wel het geval was. Sommige preludia en fugae gedragen zich precies conform de barokke notie over hoe een toonaard zich behoort te gedragen: de helderheid van D-groot, het tragische belang van f-klein bijvoorbeeld – maar waar was het precedent voor bijvoorbeeld het tot dan toe obscure Cis-groot? Waar “De 48” vooral vernieuwend waren, was in de invloed die ze elders uitoefenden. Mendelssohn mag dan midden 19e eeuw Bach opnieuw in de concertzaal hebben geïntroduceerd voor een groter publiek, andere componisten waren hem bepaald niet vergeten. Mozart pikte veel van Bach op in zijn fuga’s. Hij leerde ervan en verwerkte het geleerde. Beethoven beval de “48” aan voor pianisten in de dop als equivalent van drie volkoren boterhammen bij het ontbijt. En Mendelssohn had een vliegende start als componist dankzij zijn leraar Zelter. Zelfs de aartsromantische Schumann had een portret van Bach boven zijn piano, terwijl Chopin de schuld van een adolescent terugbetaalde in de vorm van zijn 24 Préludes. In de twintigste eeuw waren het curieus genoeg twee Russen die het gegeven oppakten: eerst Rachmaninof met ook een reeks van 24 Préludes en daarna Shostakovitch die de hele weg aflegde met 24 préludes en fuga’s.Aanbevolen opnamen:           Gilbert. Archiv 413.439-2 (klavecimbel).Hewitt. Hyperion CDA 67301/2 en 67303/4 (piano).                                               Schiff. Decca 414.388-2 en 417.236-2 (piano). Gluck: Orfeo ed Euridice (1762).Voorafgaand aan zijn “azione teatrale” Orfeo ed Euridice uit 1762 had de in Duitsland geboren Gluck al een paar dozijn onopvallende opera’s gecomponeerd. De meeste daarvan volgden de krachteloos makende formules van de heersende conventies van de opera seria: recitatieven met daaropvolgende da capo aria’s in wat was verhard tot een streng vooraf beschikt en voorspelbaar patroon. Calzabigi, Glucks librettoschrijver voor Orfeo wilde opnieuw een gevoel van ruwe theatraliteit in de opera brengen. Het genre was immers ver afgedreven van zijn nadrukkelijk dramatische beginselen uit de tijd van Monteverdi honderdvijftig jaar tevoren. Zijn karige en hecht geconstrueerde tekst kreeg van Gluck een muziekstijl die het structureel zonder herhalingen moest stellen en die zonder precedent heel direct was in zijn afwikkeling van emoties en gebeurtenissen en afwisselend intens krachtig en subliem. Met één slag werd de opera weer een geloofwaardige muzikaaldramatische eenheid. Mozart, Berlioz en Wagner vereerden achtereenvolgens de schrijn van Gluck en werden geïnspireerd door zijn hervormingen.Aanbevolen opnamen:           Gardiner. Philips 434.093-2. (Weense versie).                                               Gardiner. EMI 749.834-2. (Versie Berlioz).  Haydn: Symfonie no. 26 Lamentatione (1770).Haydn vond de symfonie niet uit, noch was hij alleen verantwoordelijk voor de belangrijkste eigenschappen van de soort. Niettemin liet hij gedurende tientallen jaren zijn buitengewone verbeelding los op het genre wat gepaard ging met een – in de late achttiende eeuw iets wat zonder precedent was – groot technisch meesterschap. Zo verhief hij de symfonie tot een grote hoogte van distinctie en raffinement, terwijl hij hem ook enorm populair maakte. In de loop van dat proces deed hij meer voor de Hoge Klassieke stijl dan enig ander componist. Geen afzonderlijk werk kan haast de mate van zijn prestatie opsommen. Maar no. 26, Lamentatione, is een prachtig voorbeeld van zijn eerste experimentatiedrift. Geschreven rond 1770, weerspiegelt Lamentatione de typische Sturm und Drang door het gebruik van een mineur toonaard (d-klein), de plotselinge stemmingsveranderingen en de uitdagende syncopen. Dit was echt muziek op het scherp der snede in 1770 en in tegenstelling tot C.Ph.E. Bach die ook een onvermoeibare vernieuwer was in die tijd, was Haydn steeds in staat om zijn ideeën kracht bij te zetten. Haydns syncopen en dissonanten maken deel uit van een fraai coherent totaalconcept. Mozart, Beethoven en veel symfonici later in de negentiende eeuw zouden anders (minder?) zijn geweest zonder Haydns voorbeeld.Aanbevolen opnamen:           Hogwood. Oiseau Lyre 440.222-2.                                               Brüggen. Philips 462.117-2. Mozart: Pianoconcert no. 9 KV 271 (1777).Mozart vestigde het pianoconcert als serieuze muzikale vorm en schiep meer werken van de hoogste kwaliteit dan welke andere componist van pianoconcerten dan ook. Waarschijnlijk kende hij de heel verschillende concerten voor toetsinstrumenten van Bach niet. Hij had ook weinig te danken aan de voorbeelden van anderen hoe hij solist en orkest kon combineren. Maar iedere componist na hem, te beginnen met Beethoven, had veel te danken aan Mozarts voorbeeld. Veel van zijn concerten waren geschreven om zijn eigen talenten te demonstreren, maar hij schreef dit, zijn eerste belangrijke pianoconcert, voor een mysterieus iemand, Mademoiselle Jeunhomme. Mozart was net eenentwintig en maakte met dit concert een grote verbeeldingsvolle sprong voorwaarts. Het is uniek en ongewoon temidden van Mozarts pianoconcerten omdat het meteen aan het begin al de solist inzet, hoewel die – net als in Beethovens 4e Pianoconcert – daarna weer stil valt terwijl het orkest zijn gangbare voorspel uitvoert. Het middendeel is uitzonderlijk diepzinnig, zelfs tragisch terwijl het slotrondo moeiteloos en probleemloos langs glijdt. Mozart noteerde zijn eigen cadensen en “inleidingen”, die gelukkig zijn overgeleverd.Aanbevolen opnamen:           Perahia. Sony 34562.                                                Schiff. Decca 448.140-2. Haydn: Strijkkwartetten op. 33 (1781).Waar Haydn geldt als de “vader” van de symfonie, was hij feitelijk de “moeder” van het strijkkwartet, dat bij hem werd geboren in de vorm waarin we het nu kennen. Hij was het die in principe de belangrijke stap zette om muziek van een haast symfonisch karakter voor vier solo strijkers te schrijven zonder dat daar een continuo instrument bij nodig was. Men kan aanvoeren dat zijn vroegste kwartetten soms een gedurfde semi-orkestrale kloekheid bezitten, die strijdig is met de essentieel heel intieme expressievorm. Maar tegen de tijd dat hij de reeks van zes strijkkwartetten op. 33 schreef, was hij de nieuwe vorm van kamermuziek volledig meester en was hij volledig in staat om met een grote rijkdom aan expressie schier eindeloze wonderen van muzikale verbeeldingskracht met een handomdraai te bewerkstelligen. Tot deze groep zogenaamde Russische kwartetten behoren het bekende “Scherts-“ en “Vogel” kwartet. Mozart schreef prompt een groep van zes kwartetten die hij dankbaar aan Haydn opdroeg. Nog weer later voerde Haydns voormalige leerling Beethoven het genre naar een onovertroffen hoogtepunt.Aanbevolen opnamen:           Quatuor Mosaïques. Astrée Auvidis E 8569/70.                                               Lindsay kwartet. ASV CDDCA 1027, 1057. Mozart: Don Giovanni (1787).Van al Mozarts opera’s is het zonder enige twijfel Don Giovanni die de meest directe revolutionaire invloed had op de volgende componisten generaties. Met zijn buitengewoon onheilspellende en ontwrichtende beginakkoord alleen al lijkt het werk ontsteekt het een raket die het gezapige verlichte classicisme achter zich laat op weg naar een turbulente romantische volgende periode. Is het bijvoorbeeld mogelijk om zich anders het begin van de finale uit Beethovens negende Symfonie voor te stellen zoals dat nu eenmaal is? De demonische, gedreven hoofdfiguur verontrustte en fascineerde Mozart blijkbaar in gelijke mate en hij leverde met wat dubbelzinnig doch veelzeggend is omschreven als een dramma giocoso muziek die regelmatig verontrustend heen en weer slingert tussen ruwe humor, komische speelsheid en de duistere vernietigingsdrang van Don Giovanni’ ziel. Zelden was het zo makkelijk gemaakt om te lachen. Maar wat voor lach? Veelbewogen psychologische perspectieven die nog steeds componisten bezighouden en inspireren worden in Don Giovanni geopend.Aanbevolen opnamen:           Giulini. EMI 556.232-2.                                               Gardiner. Archiv 445.870-2.                                               Haitink. EMI 747.037-2.                                               Davis. Philips 422.541-2. Beethoven: Symfonie no. 3 Eroica (1803).Sommige musicologen oordelen dat in 1803 met de Eroica de romantiek in de muziek aanbrak. Nog helemaal los van de twijfelachtige manier waarop zo de continuïteit van de muziekgeschiedenis in brokken wordt gehakt, heeft de Eroica niettemin wel een symbolische betekenis omdat hij de komst van een nieuwe geest in de muziek markeert, waarbij de nadruk sterk was gericht op individualiteit en op de strijd met de elementen. De Eroica is vooral nieuw vanwege zijn assertieve, heldhaftige karakter. De marcia funebre verhaalt van een catastrofe van verpletterende proporties die nooit tevoren zo in de muziek aan de orde waren gesteld, tenminste niet op deze manier. Dat wil niet zeggen dat Haydn en Mozart slechts beschikten over beperkte emotionele vermogens; ook zij beheersten behoorlijk brede expressieve horizonten. In muzikaal opzicht was de Eroica op verschillende manieren een uitbreiding van de symfonie. De voor die tijd buitengewone dissonanten in de doorwerking van het eerste deel bezitten een kracht en een heftigheid die voordien niet voorkwam in de symfonische muziek. De structuur van de finale is ook nieuw door de manier waarop deze een reeks variaties omlijst met een snelle inleiding en een coda. Maar de muzikale nieuwigheid moet ook weer niet worden overdreven. Het eerste deel van Mozarts Praagse symfonie is langer dan het eerste deel van de Eroica en net als Beethoven gebruikte Haydn grote orkesten wanneer hij de gelegenheid daartoe kreeg. Sprekend over de finale maakt ons onwillekeurig attent op een ander erfenis van de enorme invloed van de Eroica: het finaleprobleem. Het gevoel van strijd in muzikale en expressieve termen drukt zwaar op die finale. We zien dat al bij Mozarts Jupiter symfonie. Gewoonlijk ontspanden Haydn en Mozart zich enigszins in hun finales, maar de Eroica voerde het proces een stuk verder en verplichtte latere componisten haast om zich nog meer te geven in hun laatste delen. Niet altijd met succes, zoals onder andere nogal eens bleek bij Bruckner en Mahler.Aanbevolen opnamen:           Wand. RCA 74321-20280-2.                                                Klemperer. EMI 566.793-2.                                               Karajan. DG 439.002-2. Beethoven: De late pianosonates (1820/2).Beethovens laatste drie pianosonates, no. 30-32, op. 109, 110 en 111 hebben een uiterste vrijheid van vormen gemeen en een intensiteit van expressie, die ook alleen maar zo voorkomt in de werken die hieraan in hetzelfde genre voorafgaan. Plus een soort diepe, moeizaam bereikte of nauwelijks verworven zielenrust en vrede. Opus 109 in E begint met een deel dat klinkt alsof het wordt geïmproviseerd met een abrupte afwisseling van levendige en heel langzame passages, gaat verder met een stuwend, furieus middendeel en eindigt met een reeks variaties die zijn gebaseerd op misschien wel het meest ontroerende en verinnerlijkte thema dat Beethoven ooit schreef.Het markantste kenmerk van opus 110, in As, is het derde en laatste deel met een afwisseling tussen een quasi-vocale klaagzang en een fuga; de fuga was een obsessie voor hem gedurende Beethovens laatste jaren.Opus 111 in c bevat slechts twee delen: een uitdagend begin allegro, gevolgd in de arietta door een reeks variaties op een simpel thema in C. Variaties die steeds roekelozer en vrijer worden qua ritme en decoratieve ingewikkeldheid en die eindigen met een climax van drie trillers tegelijk. Beethovens paspoort voor de eeuwige vreugde.Aanbevolen opnamen:           Richter. Philips 438.488-2.                                               Pollini. DG 449.740-2                                               Brendel. Philips 446.701-2. Weber: Der Freischütz (1821)Vòòr Weber had de Duitstalige opera tamelijk vergeefs gestreden voor acceptatie op het door het Italiaans gedomineerde internationale toneel. Natuurlijk waren er een paar geïsoleerde meesterwerken in het Duits, zoals Mozarts Entführung en Zauberflöte en Beethovens Fidelio, maar geen van deze werken ontketende een vloed van navolgers. De eerste voorstelling van Der Freischütz veranderde dat duidelijk. Hier was tenslotte een werk dat vrijelijk en zonder zich te schamen putte uit de rijke traditie van de Duitse volksmuziek en populaire verbeelding. De ferme  volksdansen deden de nationale borsten zwellen, het in warme hoornklanken gedrenkte orkestpalet was bijzonder evocatief en roept de sfeer van de dichte groene bossen op waar de handeling zich afspeelt. Het verhaal van de magische kogels die gegoten zijn met behulp van occulte formules in een duister dal greep diep in binnen de mistige onderste lagen van de Teutoonse psyche. Wagner bijvoorbeeld was diep onder de indruk en gebiologeerd door wat hij zag en hoorde en menige bladzij uit de Ring is doordesemd met Webers invloed. Weber grondvestte de Duitse romantische opera en maakte deze meteen groot.Aanbevolen opnamen:           Harnoncourt. Teldec 4509-97758-2.                                               Kleiber. DG 457.736-2. Schubert: Wandererfantasie (1822).Na de uitgekiend uitgebalanceerde contrasten van de klassieke periode zochten de negentiende eeuwse componisten naar eenheid in verscheidenheid, bijvoorbeeld door de afzonderlijke delen van een sonate- of symfonische vorm te relateren aan gewone thema’s. De vier delen van Schuberts Wandererfantasie worden zonder onderbreking gespeeld en ze worden beheerst door een gemeenschappelijk dactylus ritme (lang-kort-lang), hoewel dit overgaat in een snelle driekwart in het scherzo. Schubert ontleende het thema aan zijn somber fatalistische lied Der Wanderer, dat in het tweede deel verschijnt in de vorm van een continue reeks variaties, eindigend in een storm die de lucht zuivert voor het scherzo. Die wordt op zijn beurt gevolgd door een empathische fuga, waarin het beginthema van het felle eerste deel terugkeert. Daar wordt het dactylus ritme er al fors in gehamerd. Het wonder is dat Schubert deze proto cyclische compositie een onweerstaanbaar gevoel van een verhalende lijn meegaf door geen enkel deel op zichzelf te laten staan, doch het afhankelijk te maken van zijn metgezellen. Liszt maakte een concertachtige bewerking van Schuberts Fantasie voor piano en orkest. Het werk inspireerde ook zijn eigen invloedrijke werken, met name zijn beide pianoconcerten, die ook bestaan uit verschillende onderling verbonden delen die zijn gebaseerd op een gedaanteverwisseling van thema’s.Aanbevolen opnamen:           Richter. EMI 566.895-2.                                               Perahia. Sony 42124.                                               Pollini. DG 447.451-2.                                               Kissin. DG 445.562-2. Beethoven: Late strijkkwartetten (1823-26).Beethoven schreef vijf belangrijke strijkkwartetten in zijn laatste levensjaren. Werken dermate geavanceerd en met verwaarlozing van de muzikale goede manieren dat ze aanvankelijk niet alleen onuitvoerbaar werden geacht maar ook als niet om aan te horen. Het eerste uit de groep, in Es op. 127, heeft de gangbare vier delen, maar is op een grotere schaal dan welk vroeger ontstaan kwartet dan ook. Het stelt enorm zware eisen aan de uitvoerenden en de luisteraars. De drie volgende werken zijn verzamelingen van delen die vaak op raadselachtige manier naast elkaar zijn geplaatst, maar die als constante kern getuigen van Beethovens late preoccupatie om de fuga en de sonatevorm te combineren en in het algemeen om tegenstellingen met elkaar te verzoenen. De fuga is een vorm, waarin kenmerkend genoeg een “thema” wordt gespeeld, daarna in een ander register wordt herhaald, waarna het zich verder ontwikkelt naar een climax en een quasi geometrisch slot. De sonate is een ideale vorm om een uitwerking te geven van gedachten die blijkbaar een tegenstelling vormen. In het begindeel van het kwartet in cis op. 131 komt en fuga voor, die tevens een strijd is en niet tot een oplossing komt. Het is het eerste van een zeer ongelijke verzameling delen, inclusief een enorm variatiedeel in het midden. Het kwartet in Bes op. 130 eindigde oorspronkelijk met de Grosse Fuge, 16 schokkende minuten lang, zo driest, dat Beethoven een compromis sloot en in plaats daarvan een “lichtere” finale schreef. Het kwartet in a op. 132 heeft als middengedeelte een lang deel, dat niet in een bepaalde toonaard staat, maar in een oude toonaard, zodat we makkelijk onze gewone muzikale oriëntatie verliezen. Als geheel beschouwd, zijn deze werken even revolutionair en overweldigend als welke instrumentale compositie ook, ongeacht de ontstaanstijd. Lang verwaarloosd werden ze o.a. door Wagner uit de vergetelheid gered. Dat deze werken grote invloed hadden tot ver in de twintigste eeuw, blijkt wel uit de strijkkwartetten van Schönberg, Bartók, Shostakovitch en Tippett.Aanbevolen opnamen:           Berg kwartet. EMI 573.606-2.                                               Italiaans kwartet. Philips 426.050-2. Beethoven: Symfonie no. 9 (1824).Vanzelfsprekend zijn er prachtige symfonieën geschreven vòòr Beethovens Negende. Daarna zijn ook nog geweldenaren verschenen, maar geen enkele andere is zo bijzonder als dit verwoestende  en heilige huisjes afbrekende werk, dat met vrijwel iedere bestaande conventie brak en waarvan het met brandende intensiteit nagejaagde engagement het begrip gestalte gaf dat de beste muziekwerken de mensheid moeten en kunnen verheffen. In dat opzicht zijn er maar weinig betekenisvoller werken. De zuiver fysieke dimensies van de Negende waren al revolutionair genoeg. Het werk duurde tweemaal zo lang als elke vroegere symfonie en verbreedde het soort canvas waarop klassieke componisten voordien dachten te moeten werken. Schubert, Bruckner, Brahms en Mahler ontleenden allen op hun beurt inspiratie aan Beethovens radicale nieuwe definitie van de symfonische ruimte en tijd. Maar ook aan de aard en de hoeveelheid muzikaal materiaal die een symfonie kon bevatten. De introductie van solisten en een koor in de finale was ook zo’n geniale vondst. Het horen van de menselijke stem, die als belangrijk deelnemer aan een rigoureus symfonisch argument ging deelnemen, was een gewaagde vondst. De jonge Wagner werd er sterk door geraakt; het had invloed op zijn theorieën over het muziektheater (als ontwikkeling na de conventionele opera) en leidde bij hem tot meesterwerken als Die Meistersinger en de Ring. Mahler was even geboeid; zijn Auferstehungs symfonie kan men zich niet voorstellen zonder het baanbrekende voorbeeld van de Negende. Nog belangrijker echter is, dat de Negende de eerste symfonie was die direct en op niet mis te verstane manier fundamentele existentiële problemen aansprak welke ten grondslag liggen aan het menselijk bestaan. De emotionele en metafysische turbulentie van het beginallegro, het gedreven en geagiteerde scherzo, het smartelijk mooie adagio, het onophoudelijk en wanhopig zoeken naar een oplossing waarmee de finale begint – dat alles maakt plaats voor de immense, moeilijk verworven opgetogenheid van Beethovens zetting van Schillers bekende Ode an die Freude waarmee het werk besluit. De boodschap die Beethoven zo uitdraagt, is duidelijk en des te treffender wanneer men weet hoe vaak hij zich in desolate toestand hij zich tijdens zijn leven bevond (doofheid, depressie, familie tragedie, ongelukkige liefdes): ondanks het lijden, ondanks de miserabele zwakheden van de menselijke natuur, zijn we één als broederschap, zijn we in staat om elkaar lief te hebben en kunnen we zo met elkaar overleven. Kunnen we die boodschap thans nog serieus nemen? Misschien niet, maar de Negende Symfonie is niettemin een moedig en duurzaam miraculeus blijk van geloof en vertrouwen; het werk veranderde voor altijd concepten over het waarom van muziek en het zal hopelijk hoop en inspiratie bieden voor onze gecompliceerde soort zolang er nog hoop beschikbaar is.Aanbevolen opnamen:           Harnoncourt. Teldec 2292-46452-2.                                               Abbado. Sony 62634.                                               Karajan. DG 415.832-2.                                               Gardiner. Archiv 447.074-2. Schubert: Winterreise (1827).Beethoven schreef de eerste liederencyclus, An die ferne Geliebte, een korte reeks liederen met een muzikale continuïteit. Ze richten zich – zoals dat in dergelijke cyclussen gebruikelijk is – op verre gelieven. Schubert had al meer dan tien jaar losse liederen geschreven toen hij in 1823 een gedichtenserie van Wilhelm Müller ontdekte: Die schöne Müllerin. In twintig, ongeveer een uur durende liederen volgt Schubert de opkomst en de slechte afloop van een vurige jeugdige liefdesaffaire. In de tweede cyclus van Müller, Die Winterreise, heeft de catastrofe – afwijzing – al vòòr het begin toegeslagen. Geen wonder dat Schubert sprak van Einen Zyklus schauerlicher Lieder. Het gaat om 24 liederen, die samen ongeveer vijf kwartier duren. Ze zijn gewijd aan de exploratie van de relatie tussen de ijzigheid van de natuur en het koortsachtige lijden van de trekker die verrast is dat zijn tranen niet alle sneeuw laten smelten. Hij wordt gevolgd door een dreigende kraai , hij hallucineert drie zonnen en ontmoet tenslotte een oude draailier man, wiens uiterlijke staat even desolaat is als zijn ziel. Er bestond tot die tijd niet veel troostelozer muziek dan deze, zonder enige hint voor troost. Dit kolossale meesterwerk verhoogde de inzet voor de expressie van de romantici om de door lijden veroorzaakte wanhoop ten top te voeren. Getuige bijvoorbeeld Schumanns Dichterliebe en andere cyclussen van hem en gelijkgestemde orkestliederen van Mahler, Britten en Shostakovitch.Aanbevolen opnamen:           Fischer-Dieskau. DG 415.187-2..                                               Goerne. Hyperion CDJ 33030.                                               Quasthoff. RCA 09026-63147-2.           Chopin: 12 Etudes op. 10 (1829/32).De populariteit van de piano beleefde hoogtijdagen aan het begin van de 19e eeuw, maar toen Chopin zijn eerste band Etudes schreef stond het moderne instrument nog in de kinderschoenen. Desondanks blijven Chopins Etudes de basis van de techniek vormen van elke huidige pianist – ze houden rekening met iedere uitdaging. Maar wat ze tot het basisdieet ook van de muziekliefhebbers maakt, is hun treffende poëzie. Verre van uitsluitend technische oefeningen te zijn, schept elk stuk zijn eigen dichterlijke wereld en vormt het een soort  essay in stemmingen. Paganini’s Caprices voor viool die zoveel indruk maakten op musici uit Chopins dagen, zijn in vergelijking formidabele circuskunsten, maar in artistieke termen veel minder lonend. Natuurlijk waren vòòr Chopin al eerder études voor piano geschreven. Bekend zijn die van Cramer, Clementi en Czerny. Met zijn Etudes oefende Chopin veel invloed uit op navolgers als Schumann, Liszt, Moscheles, Saint-Saëns, Moszkowski, Scriabin, Debussy, Prokofief en Messiaen.Aanbevolen opnamen:           Pollini. DG 413.794-2                                   Gavrilof. EMI 569.799-2.                                   Lortie. Chandos CHAN 8482. Berlioz: Symphonie fantastique (1830).Oppervlakkig beschouwd was er niet veel nieuws aan het componeren van een programmatische vijfdelige symfonie. Beethoven had het al gedaan met zijn Pastorale. Maar graaf even onder het oppervlak van Berlioz’ best revolutionaire symfonie en het valt nauwelijks te geloven dat dit werk al in 1830 kon ontstaan. Berlioz houdt de hele constructie bijeen door middel van een bindende melodie of idée fixe die zijn teer beminde Harriet Smithson moet uitbeelden. Dat motief duikt telkens weer in allerlei situaties op: bij het bal tijdens carnaval, in een pastoraal landschap, naast de guillotine en genietend van de macabere gebeurtenissen tijdens een heksensabbat. Voortdurend introduceert Berlioz quasi opera-achtige beelden met behulp van tamelijk “exotische” instrumenten zoals de harp, buisklokken, een hoge klarinet in Es en de althobo. En verder natuurlijk vooral met een ongeëvenaarde orkestrale verbeeldingskracht en instrumentatiekunst, waarbij in vrijwel elke maat nieuwe klankcombinaties te ontdekken vallen. Met één klap gaf Berlioz de belangrijkste geloofsbrieven af voor de romantische beweging. Drie jaar na Beethovens dood. Geen wonder dat onder andere Liszt en Mahler zich sterk op hem oriënteerden.Aanbevolen opnamen:           Davis. Philips 446.202-2.                                   Chung. DG 445.878-2.                                   Norrington. Virgin 561.379-2.    Berlioz: Les nuits d’été (1840/56).De mélodie is in de wereld van het Franse lied het equivalent van het Duitse Lied, maar bezit een heel eigen stijl. Berlioz behoorde tot de eerste componisten van dit genre en Les nuits d’été vormt zijn beste prestatie op dit gebied. Hij componeerde deze zes liederen in 1841 op gedichten van zijn vriend Théophile Gautier, oorspronkelijk voor mezzo of tenorstem met pianobegeleiding. Later orkestreerde hij Absence voor zijn geliefde Marie Recio, die later zijn echtgenote werd; in 1856 waren alle zes de liederen georkestreerd, elk met een verschillende zanger(es) in gedachten aan wie het lied persoonlijk was opgedragen. Pas later werd de cyclus het domein van mezzo’s, die de liederen vaak naar voor hen passende toonaarden moeten transponeren.Het grote belang van de cyclus schuilt in zijn oorspronkelijkheid en meer in het bijzonder in de romantische gevoeligheden en het exotische dat zo kenmerkend werd voor het Franse lied. Maar ook in het feit, dat dit de eerste cyclus orkestliederen is, vooruitlopend op Wagners Wesendonk liederen, de orkestliederen van Mahler, Strauss en Britten.Aanbevolen opnamen:           Montague, Robbin, Fournier, Crook, Cachemaille. Erato 2292-45517-2.                                   Von Otter. DG 445.823-2.                                   Crespin. Decca 460.973-2. Glinka: Ruslan i Lyudmila (1842).Aan het begin van de 19e eeuw keken de gecultiveerde Russen neer op het eigen cultuurbezit. Ambitieuze componisten als Glinka moesten in het buitenland studeren, maar zijn eerste opera, Een leven voor de tsaar (Ivan Soesanin), haakte in op groeiende nationalistische gevoelens. In Ruslan i Lyudmila, Poesjkins levendige pastiche van Russische epiek en folklore – bylina en skazka – vond hij een nieuwe richting in de Russische geschiedenis, in het verre verleden en het exotische Oosten. Hij schiep muziek van twee aparte elementen. Een directe, bewust archaïsche stijl die is afgeleid van kerk- en volksmuziek voor zijn westerse edelen uit Kiev en een weelderig oriëntaals geluid, veelal gebaseerd op oorspronkelijke Perzische en Tartaarse thema’s, voor de jonge Khazar Ratmir en de hofhouding met harem van de schurk Chernomor. De pure rijkdom van de muziek, de gedurfde kleuren en harmonieën, het vrije gebruik van volksmelodieën en zelfs de bron van Poesjkin wekten snel het enthousiasme van het publiek en hadden grote invloed op de volgende generatie Russische componisten. Hij kan worden gezien als de vader van de Russisch nationale school. Borodin (met Prins Igor), Rimsky-Korsakof en Tschaikovsky werkten in dezelfde geest verder in hun opera’s.Aanbevolen opname: Gergiev. Philips 446.746-2.    Liszt: Les Préludes (1848).In het revolutiejaar 1848 schreef Liszt schaamteloos een ietwat opgeblazen orkestwerk, Les préludes. Een werk waaraan een “programma” ten grondslag ligt, een buitenmuzikaal gegeven, in dit geval een gedicht van Lamartine. Richard Strauss zou later de meest succesvolle verschaffer van het genre worden, maar Liszt legde de grondslag met zijn transformatie van thema’s, iets wat hij ook heel effectief deed in zijn Pianosonate. Bovenaan de partituur van Les Préludes noteerde Liszt: “Is het leven iets anders dan een reeks voorspelen voor de oneindige melodie waarvan de dood de eerste serieuze noot aanslaat?” De muziek lijkt hiervan weinig te weerspiegelen, maar de romantische zwier ervan is onmiskenbaar. Een handschoen die wordt toegeworpen aan de schrijvers van “absolute muziek“, een toen nieuwe manifestatie van oude programmatische ideeën zoals die onder meer bleken uit Bibers Battalia en Pauern Kirchfahrt, Vivaldi’s Vier jaargetijden, Beethovens Pastorale en menig werk van Berlioz. De idee van een muziekwerk dat een verhaal vertelt had een grote invloed op heel wat latere componisten van Smetana en Dvorak, Franck, Borodin, Dukas, via Rimsky-Korsakof,  Tschaikovsky,  Moessorgsky, Saint-Saëns, Debussy en  Ravel tot Respighi.Aanbevolen opnamen:           Halász. Naxos 855.0487.                                   Haitink. Philips 438.751-2.  Glinka: Kamarinskaja (1848).Nogmaals Glinka als revolutionair? Kamarinskaja is een kort stuk, een fantasie over twee volksmelodieën: een boeren bruiloftslied en de kamarinskaja zelf, een levendige volksdans. Glinka schreef het stuk toen hij was gestrand in Warschau waar hij vergeefs toestemming probeerde te krijgen om naar zijn geliefde Spanje te reizen. Frustratie kan de briljante complexiteit van het werk hebben bevleugeld. Het bestaat uit een reeks variaties, maar dan op een hoogst originele wijze geschreven. De thema’s worden voortdurend met contrapuntische versieringen herhaald tegen een achtergrond die voortdurend in beweging is, vol oorspronkelijke en kleurige harmonieën en soms – zoals Glinka wel vaker deed – met een nabootsing van instrumenten uit de volksmuziek, zoals balalaika en doedelzak. Dit ingenieuze muzikale weefsel, puur muzikaal inderdaad, was in tegenstelling tot de descriptieve muziek uit zijn opera’s iets heel nieuws in de Russische muziek. Het vormde een prachtig en duidelijk model voor zijn opvolgers. Tschaikovsky’s bekende commentaar, dat de Russische symfonische school “geheel is samengevat in Kamarinskaja zoals een eik is behangen met eikels” is misschien te veel gezegd, maar er schuilt een kern van waarheid in.Aanbevolen opname: Järvi. Chandos CHAN 9227.   Liszt: Pianosonate (1853).De Pianosonate was het werk waarin Liszt, de alles en iedereen overwinnende pianovirtuoos en Liszt de kiemcel componist uit de vroegromantiek de inherente tegenspraken binnen zijn onbedwingbare persoonlijkheid ten top voerde. Dat hij erin slaagde om de flonkerende overvloed van zijn pianostijl harmonieus te verenigen met een symfonische structuur, daaraan bestaat geen twijfel, want hoewel er heel wat flink met noten besprenkelde bladzijden zijn, is het zelfbewuste chicaneren van de Hongaarse rapsodieën hier vrijwel volkomen vermeden. De grootste prestatie bestaat echter in formeel opzicht. Liszt begon met de drie delen tot één continu geheel samen te smeden, waarbij de onderlinge verdeling vervaagt. Maar het alleropmerkelijkst is zijn techniek om de beginthema’s te transformeren: ze keren voortdurend in verschillende vermommingen terug. Dat kan bij de aandachtige luisteraar een zeker déja vu effect teweeg brengen, maar de invloed op Wagners leitmotiv techniek en op bepaalde denkprocessen van Schönberg is onmiskenbaar.Aanbevolen opnamen:           Zimerman. DG 431.780-2.                                   Pollini. DG 427.322-2.                                   Gilels. RCA 09026-62614-2. Wagner: Tristan und Isolde (1865).Toen Wagner Tristan schreef had hij niet de bedoeling om een muzikale revolutie te ontketenen. Dat hij een nieuwe muziektaal ontwikkelde voor dit werk was het resultaat van zijn behoefte om zielenroerselen van een soort die nooit eerder in muziek en drama waren uitgebeeld uit te drukken. Het onderwerp van dit drama is de aard van liefdesverlangen – onverdraaglijk, onlesbaar – dat slechts met de dood kan worden vervuld. In tegenstelling tot andere liefdesparen in de opera sterven Tristan en Isolde niet omdat iets verkeerd loopt. Het is hen volkomen duidelijk dat de liefde die zijn voor elkaar voelen dermate allesverterend is dat niets op aarde deze kan bevredigen.Om in zijn muziek dat gevoel van verlangen te realiseren, veroorzaakte Wagner om te beginnen een revolutie op het gebied van de harmonie. De beginmaten van het voorspel scheppen al een sfeer van spanning die schijnbaar onoplosbaar is. De eerste frase, een stijgende frase in de celli, gevolgd door akkoorden waarvan de oplossing dubbelzinnig is – het beroemde zogenaamde “Tristan akkoord” – wordt na een lange pauze herhaald, waarmee Wagner elk fundament waarop we nu zouden kunnen rusten wegslaat; we mogen zelfs niet verwachten nog ooit rust te vinden. Zo gaat het verder door het hele werk heen zodat we net als de hoofdrolspelers in een voortdurende staat van agitatie en onvervuld verlangen verkeren.Het invloedrijkste element in Tristan  dat bijna alle latere muziek in het Westen beïnvloedde, is de harmoniek. Maar in dit werk vol destabilisatie hanteerde Wagner nog andere middelen. Het ritme gaat vrijwel overboord, waardoor de lang heersende relatie tussen muziek en beweging wordt opgelost. Het gamma orkestkleuren dat wordt uitgebuit is enorm en veel van de pakkendste momenten in het drama worden gekenmerkt door de mysterieuze geluiden van een orkest dat op een haast bizarre manier wordt gebruikt.Wagners ruimtelijke orkestratie wekt op bepaalde belangrijke momenten de indruk dat we uit de wolken vallen en helemaal van deze wereld verdwijnen. Een ander cruciaal element is de enorme schaal waarop Tristan is geprojecteerd. Werken die even lang of bijna zo lang zijn waren er al, bijvoorbeeld van Händel. Maar wat Tristan zo uitputtend en naar het lijkt zo alles omvattend maakt, is dat er geen duidelijke opdeling bestaat in aria’s, koren enzovoorts. Wagner beschouwde zichzelf als een opvolger van Shakespeare en tot op zekere hoogte had hij daar gelijk in. Maar Tristan is veel hechter van opzet dan een toneelstuk van Shakespeare of andere werken uit het verleden. Met zijn buitengewone bronnen van harmonie en orkestrale kleuren omringt Wagner ons volledig met de overweldigend intense wereld van de beide gelieven zodat we net als zij geneigd zijn om te voelen dat niets buiten hun liefde van enig belang is. Dat is de reden waarom dit werk, waarin de ambities voor de kunst zo hoog liggen, zowel eindeloos fascinerend is als gevaarlijk wordt geacht.Aanbevolen opnamen:           Karajan. EMI 769.319-2.                                   Kleiber. DG 413.315-2.                                   Böhm. DG 449.772-2.  Debussy: Prélude à l’après midi d’un faune (1895).Wanneer en waarmee begon de twintigste eeuwse muziek? Waarschijnlijk in 1895, het jaar waarin Debussy’s Prélude voor het eerst werd uitgevoerd. De eerste uitvoeringen van het toch best revolutionaire werk werden niet met boegeroep ontvangen, maar met een verbaasd zwijgen, Het publiek was blijkbaar te verwonderd om anders te reageren. Dat lag niet zozeer de feilloos volmaakte vorm en gevoelswaarde van het werk, noch de fraai opgeroepen evocatie van Mallarmé’s gedicht, noch ook de unieke en ultra persoonlijke klankwereld. Nee, het was Debussy’s grote prestatie om duidelijk een nieuw besef te articuleren, hoe de westerse klassieke muziek zelf precies kon werken. Het verloop van de Prélude klinkt moeiteloos natuurlijk, maar zijn gevoeligheid en zijn technische benadering functioneren elk totaal verschillend van de procedures van de klassieke of romantische traditie. De frasen volgen elkaar op een manier op in een verband dat eerder elliptisch is dan een logische ontwikkeling en hoewel het nog om tonale muziek gaat, gebeurt alles binnen een tonaliteit die de traditionele tooncentra op een merkwaardige en subtiele manier onderling relateert. Zo klinkt de bochtige, zwevende fluitfrase waarmee het werk begint eerst onbegeleid, daarna horen we diezelfde frase identiek, maar vriendelijk door de strijkers begeleid in D, vervolgens nog eens identiek, maar nu begeleid in E. Geen van die versies klinkt dominanter of mooier dan welke andere dan ook. De jonge Debussy had het vaak over zijn vurige wens om de muziek te bevrijden van wat hij beschouwde als verlammende conventies van een academische traditie. Dat is precies wat hij met de Prélude deed.Aanbevolen opnamen:           Dutoit. Decca 430.240-2.                                   Haitink. Philips 438.742-2.                                   Jordan. Erato 2292-45605-2.  Debussy: Pelléas et Mélisande (1902).Pelléas is belangrijk, zowel voor wat de opera is als voor wat deze niet is. Een generatie Franse operacomponisten, onder wie Chabrier, Chausson, Lalo, Saint-Saëns en Charpentier, was overschaduwd door Wagner en schreef ongemakkelijke mengvormen van Franse gevoeligheid en Duitse epiek. Debussy, die in 1888 en 1889 pelgrimstochten naar Bayreuth ondernam, stond ook bloot aan die aantrekkingkracht, maar hij reageerde daar ook krachtig op en zocht naar een andere vorm van muziekdramatische expressie. Hij ontdekte die in de droomachtige, “half gesproken” atmosfeer van Maeterlincks toen populaire toneelstuk. Het resultaat is tegelijk Wagneriaans en antiwagneriaans. Wagner is voortdurend vaag aanwezig in een naadloos muzikaal weefsel met af en toe een fragmentarisch leitmotiv en met orkesttinten die de sombere wouden, de tuinen, de kerkers en het plotselinge licht en de frisse lucht schilderen als Pelléas de kasteeltoren beklimt. Er is een regelrecht citaat uit Parsifal. Mar het ontbreekt ten enenmale aan epische helden; de sfeer is getemperd en dromerig met alleen incidentele flitsen van brille en energie. De woorden zijn eenvoudig op muziek gezet zonder Tristaneske lyrische woordenstromen. Ze volgen het spraakritme maar zijn ook onuitwisbaar versmolten met de muziek. De orkestratie is licht en transparant, karakteristiek vloeiend en ondescriptief, de harmonieën wisselen gedurig, ze zijn ontwijkend als licht, vol modale en hele toon reeksen, onopgeloste akkoorden, subtiele dissonanten. Pelléas is een afgeleide van de symbolistische en pre-Raphaelitische bewegingen, maar gaat in muzikaal opzicht uit van impressionistische technieken. Het was een heel geschikt werk om de twintigste eeuw te begroeten. En om zowel Wagner te erkennen als zijn ontzagwekkende schaduw te verdrijven om een grotere stilistische vrijheid te verwerven en een heel nieuwe richting te geven, niet alleen aan de Franse opera, maar aan de opera in het algemeen.Aanbevolen opnamen:           Abbado. DG 435.344-2.                                   Dutoit, Decca 430.502-2. Mahler: Symfonie no. 6 (1904).Het is eigenlijk heel ironisch dat Mahlers meest traditioneel gestructureerde en klassiek geproportioneerde werk, de 6e symfonie, tevens het werk is, waarin hij aan het nageslacht zijn meest vernietigende analyse van de condition humaine, van het menselijk bestaan gaf. Een fenomeen, dat hij elders in zijn symfonische werk energiek probeerde te rechtvaardigen in termen van hetzij ultieme triomf over, hetzij serene berusting na de emotionele en fysieke barensweeën van het aardse leven. In de zesde symfonie is zo’n rechtvaardiging onmogelijk: de “held” uit het werk, door Schönberg omschreven als “strijdend temidden van een agitatie die hem kwelt bij het tot rust komen om innerlijke harmonie te bereiken”, wordt wreedaardig met drie noodlottige mokerslagen verstoord in de beroering van de finale. Het werk eindigt in tragiek en uiterste troosteloosheid; het werd een metafysische blauwdruk voor de ellende die over de mensheid zo komen in de beginnende twintigste eeuw. Volgens Alban Berg was het “Afgezien van de Pastorale de enige zesde symfonie”. Of hij daar gelijk in had? Bij Berg, Britten en Shostakovitch zijn duidelijke invloeden speurbaar.Aanbevolen opnamen:           Haitink. Philips 426.257-2.                                   Boulez. DG 445.835-2.                                   Chailly. Decca 444.871-2.      Ives: The unanswered question (1906).Door Aaron Copland treffend omschreven als “Een genie in een wildernis” beschouwde Charles Ives de muziek slechts als een (belangrijk) deel van zijn bestaan in het geloof “dat alles een eenheid vormt”. Van beroep verzekeringsmakelaar schreef hij in zijn vrije tijd een verrassende reeks “ruwe” meesterwerken, die niet alleen bleken vooruit te lopen op de ritmische gecompliceerdheden van Stravinsky en Bartók en op de harmonische driestheden van Schönberg, maar die ook vooruit blikken op het opstandige polistilistische surrealisme van de Franse school tussen beide wereldoorlogen en de formele vrijheden van de naoorlogse avant-garde. The unanswered question illustreert het hele probleem van het vinden van een richting voor de muzikale ontwikkeling in de postromantiek met zijn verleidelijke kussen van strijkers harmonieën, die worden ondervraagd door vragen van de houtblazers en een solotrompet. Vragen die geen relatie hebben met het materiaal van de strijkers en die geleidelijk dringender worden gesteld. Aan het slot – ook een kleine revolutie van Ives – is er geen gevoel van een oplossing, laat staan een antwoord en een echt einde van de discussie.Aanbevolen opname: Tilson Thomas. Sony 42381.                                   Bernstein. DG 429.220-2.  Schönberg: Strijkkwartet no. 2 (1908).Gelach, spot en handgemeen begeleidden de eerste uitvoering van Schönbergs tweede Strijkkwartet in 1908. Waarom? Omdat de belangrijkste vormveranderaar uit de twintigste eeuw eindelijk de moed toonde om zijn duidelijke overtuigingen door te zetten door het gebruik van de traditionele tooncentra en de onderlinge relaties daarvan als compositie principe overboord te zetten en een zonderlinge, griezelige, fantastisch onbekende klankwereld te betreden die nauwelijks enig ander componist zich toen ook maar durfde voor te stellen. In feite hebben de eerste drie delen van dit kwartet in theorie in ieder geval nog een tonale basis. Maar in het afsluitende vierde deel gooit Schönberg definitief de  vertrouwde trossen uit de muziekgeschiedenis los om vrijelijk met de sopraansoliste – een andere vernieuwing – de “lucht van een andere planeet” in te ademen. Lang niet elke volgende componist wilde gelukkig diezelfde atonale lucht inademen. Maar de veiligheidsregels van het componeren waren voor altijd gewijzigd.Aanbevolen opnamen:           Upshaw, Arditti kwartet. Auvidis MO 782024.                                   Price, LaSalle kwartet. DG 439.470-2.  Scriabin: Prométhée, le poème du feu (1908/10).Dit was het laatste voltooide orkestwerk van een groot, maar nog onderschat Russisch avant-garde componist. Scriabin had een sensatie veroorzaakt van zijn derde symfonie (1904), die beter bekend is als Le divin poème. Het werk ontleende zijn inspiratie aan het tonaal dubbelzinnige voorspel van Wagners Tristan und Isolde, maar gaat verder met harmonieën die in geen enkel tekstboek voorkomen. In Prométhée onthulde Scriabin een “mystiek akkoord”. Rachmaninof was zeer verrast door dit geluid en vroeg Scriabin wat het was. Het antwoord luidde: “Het akkoord van de pleroma, de volheid naar de leer der gnostici de woning van God en dus de oorsprong van al het goede.” Dit zou allesomvattend zijn en uitgaan boven het universum en het menselijk begrip.Musicologen twisten nog over de structuur en de functie van dit akkoord, dat ondanks zijn dissonante karakter opvallend mooi is en tegelijkertijd heel statisch – de oplossing voorbij. Hier werd de ooit onvermijdelijk geachte progressie van akkoord en dissonant tenslotte doorbroken, waarmee de weg werd geplaveid voor de atonaliteit. En inderdaad, Scriabins nooit voltooide project Mysterium maakte volledig gebruik van de twaalf tonen uit het chromatische toonsysteem en had zo een voorsprong van bijna tien jaar op Schönbergs “ontdekking” van het twaalftoonsysteem.Aanbevolen opnamen:           Gergiev. Philips 446.715-2.Ashkenazy. Decca 417.252-2. Webern: 6 Bagatellen voor strijkkwartet op. 9 (1911/3)Deze zes stukken duren samen nog geen vier minuten. Dat is op zichzelf niet revolutionair. Maar de intensiteit, de aforistische bondigheid is zo radicaal en deels een reactie op de Wagneriaanse overdaad, maar deels ook een noodzaak die voortvloeit uit de fragmentatie of de logische ontwikkeling van de extreme laat negentiende eeuwse chromatiek. Het leidend principe van de muziek is dat ook het geringste geluid iets wezenlijks moest bijdragen en dat elke noot haast zijn eigen expressie aanduiding nodig heeft. Weberns leraar, Schönberg, leverde een voorwoord voor de gedrukte versie: “Bedenk welke matiging nodig is om jezelf zo bondig uit te drukken. Je kunt elke blik uitrekken in een gedicht, iedere zucht in een novelle. Maar om in een novelle met een enkel gebaar de vreugde van een ademtocht uit te drukken – een dergelijke concentratie kan alleen aanwezig zijn in relatie tot de afwezigheid van zelfmededogen.” Weberns pointillisme werkte heel inspirerend op na-de-tweede-wereldoorlogse avant-garde componisten als Stockhausen, Crumb en Boulez.Aanbevolen opname: Emerson kwartet. DG 445.828-2.                                   Berg kwartet. Teldec 3984-21967-2.   Schönberg: Das Buch der hängenden Gärten (1908/9).Das Buch der hängenden Gärten bevat vijftien liederen op tekst van de expressionistische dichter Stefan George. De nieuwe psychologische inhoud van die teksten vormde voor Schönberg een aansporing om de “gangbare praktijk” van de tonaliteit los te laten die bijna driehonderd jaar de Westerse muziek had beheerst. Enige van deze liederen zijn de eerste composities die vallen in de nieuwe rubriek der atonaliteit. Verdwenen is de drieklank polariteit die maakte dat de klassieke muziek welluidend en coherent klonk. Verdwenen is ook de mogelijkheid om muzikale gebeurtenissen te arrangeren in een soort hiërarchie rond een centrale drieklank. Schönberg betrad hier nieuw terrein en het gevoel van de bijbehorende opwinding is tastbaar. Er is ook een gevoel dat de componist de teugels liet vieren nu hij eindelijk in staat is om de implicaties van Tristans chromatische dynamiet volledig te realiseren. Schönberg had echter een techniek nodig om hem de organisatorische controle te hergeven die hij had verloren door de drieklank tonaliteit prijs te geven: het serialisme bleek tenslotte de vervanging die hij zocht. Vrijwel alle naderhand geschreven Westerse klassieke muziek werd op een of andere manier door Schönberg beïnvloed, vooral in de onmiddellijke omgeving van Wenen, waar zijn leerlingen Berg en Webern haastig zijn vernieuwingen in hun werk implementeerden en deze doorgaven aan de componistengeneratie van na de 2e Wereldoorlog. Dat het later op niets uitliep is een ander verhaal.Aanbevolen opnamen:           Bryn-Julson. Music & Arts MACD 650.                                   Kaufmann. Orfeo C 305931A.  Schönberg: Pierrot Lunaire (1912).Zelfs Stravinsky die bepaald geen bewonderaar was van Schönberg was, betitelde Pierrot Lunaire als de “solar plexis” (zonnevlecht) van de twintigste eeuwse muziek en die status behield het werk naast Stravinsky’s eigen Sacre. Het gaat bij Pierrot om een liederencyclus bestaande uit 21 gedichten van de Belg Albert Giraud (een pseudoniem van Albert van Kayenberg) in een vrijwel krankzinnige expressionistische stijl. Het gaat ook om een theaterwerk vanuit de cabarettraditie en bedoeld voor enigerlei toneelpresentatie door een met de zogenaamde Sprechstimme zingende sopraan. Een declamatiemethode die het midden houdt tussen zingen en spreken  en die zijn basis heeft in de commedia cultus. Het is een kamermuziek werk voor een vocaliste en vijf instrumentalisten. Het is ook een rijpe exploratie van de mogelijkheden van de atonale stijl die vaak vooruit kijkt naar het serialisme. In menig opzicht anticipeert Pierrot op veel trends uit de twintigste eeuw en stimuleerde die eveneens. Het is geen toeval dat Maxwell Davies een ensemble de Pierrot Players noemde, gebaseerd op de bezetting die nodig was voor het stuk van Schönberg, waar hij echter slagwerk aan toevoegde toen hij experimenteerde met theatermuziek. Invloeden zijn verder terug te vinden bij Ravel, Stravinsky, Poulenc.Aanbevolen opnamen:           Shelton. Bridge BCD 9032.                                   Schäfer. DG 457.630-2.                                   Marc. Teldec 3984-22901-2.   Stravinsky: Le sacre du printemps (1913).De Sacre  heeft het in zich om de eer op te eisen het meest revolutionaire werk uit de muziekgeschiedenis te zijn. Nog steeds vermag deze balletmuziek te choqueren. In elk geval stempelde het Stravinsky’s naam op slag als vader van de 20e eeuwse muziek. De première in Parijs ging gepaard met een elders uitvoerig beschreven, eigenlijk algemeen bekende rel. De belangrijkste oorzaak van de opstand tijdens die première van de Sacre was duidelijk de choreografie van Nijinsky, die voor die tijd heel excentrisch en provocerend moet zijn geweest. Maar wat natuurlijk behalve de choreografie ook de gemoederen verhitte, was de muziek en dan vooral de uitgekiende en in een individuele constructie ingebedde deconstructie van de maatritmiek, die Stravinsky rigoureus, ja barbaars had uitgecomponeerd. Een van de fundamenten van de muziek, die eeuwenlang in onze cultuurwereld was gerespecteerd, was op slag tot in zijn fundamenten aangetast. Men vermoedde boosaardige consequenties, ook op politiek gebied werden donkere wolken zichtbaar en het duurde slechts maanden voordat de 1e Wereldoorlog uitbrak. Haast seismografisch had een kunstenaar begrepen wat in de lucht van de wereldgeschiedenis lag. Het ballet rond een voorjaarsoffer, waarin het volgens de componist ging om “de panische schrik van de natuur voor de eeuwige schoonheid”, behoort tot de meest revolutionaire werken uit de muziekgeschiedenis.  Latere uitvoeringen in dezelfde serie stuitten overigens op minder bezwaar. En de première van de Sacre als puur orkestwerk in Parijs een jaar later was een groot succes. Stravinsky werd na afloop door juichende bewonderaars op de schouder genomen en door de Parijse straten gedragen.Waar gaat het in dit ballet om? Om het offer van een meisje (de uitverkorene) dat het begin van de lente viert in het oude heidense, etnische Rusland door zichzelf dood te dansen in aanwezigheid van haar stam. Het scenario was uitgewerkt door Stravinsky en de schilder/archeoloog Nicolaas Roerich voor zijn opdracht van Diaghilef. Stravinsky was geïnteresseerd in Roerichs onderzoek, maar hij was veel sterker geboeid door de explosieve dramatische mogelijkheden die latent in het gegeven schuilen. Hij was ook jong, vastbesloten en enorm ambitieus zoals duidelijk was sinds de premières van de Vuurvogel en Petroesjka door de Ballets russes in 1910 en 1911.Aanbevolen opnamen:           Stravinsky. Sony 60011                                   Rattle. EMI 471.705-2.                                   Boulez. Sony 64109.                                   Markevitch. Testament SBT 1076.                                   Abbado. DG 453.085-2. Satie: Parade (1917).Satie schreef Parade vrijwel gelijktijdig met het ontstaan van Marcel Duchamps ‘Ready Made”: een ongewijzigd porseleinen urinoir, dat hij signeerde met “R. Mutt” en de titel Fountain meegaf. Duchamp was dadaïst en later kubist en Satie’s Parade werd wel aangeduid als “kubistisch ballet”. Mogelijk was dat vanwege de décors van Picasso, maar misschien ook omdat het de verwachte continuïteit van vorm leek open te breken. Een kermisfiguur laat fragmenten uit zijn show zien om daarmee publiek te lokken, maar zijn potentiële klanten genieten van die gedeelten in plaats van door de voorstelling zelf te worden gelokt; ze lopen rustig door. Thans lijkt het commentaar op de kunst als wegwerpartikel, als consumentenproduct progressiever dan het gebruik in de muziek van populaire stijlen als de ragtime of de gebruikmaking van buitenmuzikale geluiden, voortgebracht door een schrijfmachine, sirenes en een revolver. Met dit werk had Satie bijvoorbeeld invloed op Cage en Glass.Aanbevolen opnamen:           Corp. Hyperion CDA 66365.                                   Dorati. Mercury 434.335-2. Schönberg: Suite voor piano op. 25 (1921/3)Gedurende het eerste decennium van de 20e eeuw ontwikkelde Schönberg een vrije atonale stijl die het gangbare tonale systeem dat de Westerse muziek sinds Bach had gedomineerd ondermijnde. Maar zijn definitieve verwerping van de tonaliteit volgde pas na de 1e Wereldoorlog met zijn ontdekking of uitvinding van het serialisme. Het eerste volledig serialistische werk was de Suite voor piano op. 25. De eenheid binnen het werk en de gelijkheid van alle twaalf tonen wordt bereikt door ze in een “reeks” te ordenen. Dat bepaalt hun verschijning door het hele werk heen – De E wordt bijvoorbeeld consequent gevolgd door Bes enzovoorts (het serialisme wordt keurig uitgelegd in boeken over Schönberg van o.a. Charles Rosen en Malcolm MacDonald). Hoewel dit star mechanisch lijkt, hield Schönberg terecht vast aan het feit dat hij “twaalftoons composities” schreef en geen “twaalftoons composities”. Structuur, timbre en vorm zijn bijvoorbeeld steeds open. Zo is deze Suite zowel revolutionair als conservatief. Als verzameling barokke dansvormen weerspiegelt hij het neoclassicisme uit de jaren 1920. Het expressionisme is verleden tijd, de stijl staat dichter bij onromantische componisten als Hindemith. Het gaat om werkelijk aantrekkelijke en soms speelse muziek.Aanbevolen opnamen:           Gould. Sony 53474.                                   Pollini. DG 423.249-2.  Berg: Wozzeck (1925).Natuurlijk waren er al opera’s over “helden uit de arbeidersklasse” (Figaro) en over “gewone lieden” (La bohème), maar Bergs Wozzeck is de eerste belangrijke opera die op onversaagde en microscopische wijze anatomisch en confronterend de wanhopige omstandigheden blootlegt waarin mensen verkeren die zijn gevangen in een web van armoede en sociale afhankelijkheid. Het is ook de eerste opera die een diepe duik neemt in de bron van Freuds psychologie door een beeld te geven van het mentaal te gronde gerichte en vernielde leven van de hoofdfiguur. Britten greep in zijn Peter Grimes duidelijk terug op Wozzeck. Maar belangrijker is, dat Wozzeck een kernstuk was om de weg te plaveien voor de Weense atonale componeermethode met als pionier Bergs compromisloze leraar Schönberg die tot dan toe niet in staat was gebleken om zijn revolutionaire stijl aan de man te brengen. Wozzeck toonde aan dat atonaliteit niet noodzakelijkerwijs dor getheoretiseer en een manco aan onvergetelijke melodieën betekende. Het is en blijft een van de ontroerendste en emotioneelste opera’s aller tijden met invloeden tot bij Britten en Shostakovitch.Aanbevolen opnamen:           Dohnanyi. Decca 417.348-2.                                   Abbado. DG 423.587-2. Weill: Dreigroschenoper (1928).Het epische theater van Brecht oefent niet alleen maatschappijkritiek uit, maar neemt ook het genre opera op de korrel, net als veel vroeger de Engelse Beggar’s opera van John Gay. Weills agressieve songstijl, zijn eveneens agressieve classicisme waarin muziekstijlen en uitdrukkingsvormen even kunstig als populair worden vermengd (een parallel met de fotomontages van John Hartfield) moeten het denkvermogen van de luisteraar mobiliseren. Er is sprake van een latente, imaginaire Offenbach traditie: de muziek is tot het uiterste vereenvoudigd, heeft kale, scherpe, kantige middelen en speelt in het heden. Maar hij is ook onheilspellend als een surrealistische jungle en bij alle transparantie vol onraad, vol revolutionairen en religieuzen, maar ook vol wensen, dromen en profetieën.Aanbevolen opnamen:           Mauceri. Decca 430.075-2.                                   Brückner-Rüggeberg. Sony 42637. Varèse: Ionisation (1929/31).Voortdurend sinds de notoir controversiële première in New Yorks Carnegie Hall in 1931 twisten knappe koppen en/of componistenrivalen over de status van dit werk als de mogelijk eerste compositie voor alleen maar slagwerk. Hoe dat ook zij, zo’n zeventig jaar later is en blijft het ’t eerste onomstreden meesterwerk in zijn soort en – al zijn er heel wat imitaties – waarschijnlijk het enige. Een partituur uitsluitend voor slagwerk was een idee dat lang heeft liggen sluimeren. Eens moest het er van komen, dat een belangrijke, maar onderontwikkelde groep uit het orkest zichzelf in de twintigste eeuw moest manifesteren. Een belangrijke stap in die richting had Varèse al gezet met zijn Amériques uit 1918-21., waarin de negen bewerkelijke slagwerkpartijen parallel met maar wel geheel onafhankelijk van de rest van het enorme orkest verlopen. Maar bij alle radicalisme van het concept, wordt de grote kracht van Ionisation uitgemaakt door opmerkelijk klassieke deugden. Het zes minuten durende eendelige werk is briljant beknopt, het heeft geen noot teveel; er is een herkenbaar en overtuigend element van de traditionele sonatevorm herkenbaar in zijn stevig gefundeerde structuur en de gedecideerde levendigheid van Varèse’s ritmische bedenksel maakt dat de muziek ook nu nog even fris klinkt als was hij gisteren geschreven. Een commentator merkte ooit op dat het stel sirenes dat kolderiek op en neer zeurt door het verloop van de muziek in de context van de andere (meest) met onbepaalde toonhoogte klinkende instrumenten de rol vervult van het stel hoorns in Mozarts Divertimenti voor hoorns en strijkers. Dat klopt eigenlijk maar al te goed. Even juist is het om dit werk te associëren met een verkeersopstopping in New York, waar de componist een groot deel van zijn leven doorbracht.Aanbevolen opnamen:           Chailly. Decca 460.208-2.                                   Boulez. Sony 45844. Gershwin: Porgy and Bess (1935)Deze “Neger volksopera” vormt de gekroonde prestatie uit Gershwins loopbaan. Het is tevens de enige (?) echt belangrijke Amerikaanse opera. Gershwins jazz age muziek was het eerste blijvende voorbeeld van een soort third stream tussen jazz en klassiek, hoewel in tegenstelling tot Ellingtons latere Black, Brown and Beige de jazz elementen afgeleiden waren. Net als de andere concertante en “serieuze” werken vormt zijn opera een treffende studie op het gebied van de relatie tussen hoge en populaire kunstvormen. Mogelijk is zijn melodische vruchtbaarheid net als bij Tschaikovsky en Rachmaninof niet overeenkomstig de formele ontwikkeling. Maar tegen de kritiek in dat het werk bestaat uit een opeenvolging van hits, schreef Gershwin dat “songs helemaal in de operatraditie passen… ze vormen slechts een deel van het geheel… ik heb symfonische muziek gebruikt om eenheid in het geheel te brengen.” Als Gershwin amusementsmuziek schreef die snakte naar het tijdloos sublieme, dan is hij daar met Porgy uitstekend in geslaagd.Aanbevolen opnamen:           Rattle. EMI 749.568-2.                                   Maazel. Decca 414.559-2. Messiaen: Modes de valeurs et d’intensités (1949/50).De grootste en beste leraren zijn vaak de gewilligste leerlingen. In 1949 was Messiaen mogelijk beïnvloed door Cage, die kort tevoren de muziek in termen van zijn natuurkundige componenten – amplitude, frequentie, timbre en duur – ter discussie had gesteld. Toen Stockhausen Messiaens opname van Modes, de tweede van de Quatre études de rythme  voor het eerst hoorde, noemde hij dat “muziek van de sterren”. Hoewel het niet echt een serieel werk is, verleende Messiaen zichzelf de vrijheid om de noten te ordenen – dat bracht Stockhausen en Boulez aan de frontlijn van de meest invloedrijke twintigste eeuwse componisten en tevens naar integraal (of totaal) serialisme. Messiaen besloot om zelf die weg niet verder te gaan, maar hij had ten goede of ten kwade de weg gewezen naar een toekomst waarin alle elementen uit de muziek konden worden gesystematiseerd. Voor de meeste muziekliefhebbers is dat eerder een nachtmerrie dan een aangename droom: hoe kun je emoties of esthetiek kwantificeren? Maar, zoals Stockhausen onderkende, schoonheid en magie kunnen in vreedzame coëxistentie bestaan met intellectueel uitdagende methodologie.Aanbevolen opname:             Loriod. Erato 4509-96222-2.   Feldman: Projections (1950/1).Morton Feldman werd sterk beïnvloed door de ideeën van John Cage en de groep schilders uit New York (Pollack, Guston, Rothko e.a.). Beide bronnen mondden uit in zijn grafische partituren. Een gevolg van het gebruik van zuiver grafische partituren is dat in plaats van (min of meer) nauwkeurige instructies te krijgen van conventionele symbolen als bijvoorbeeld c-klein, zestiende enzovoorts de uitvoerenden klanken moeten kiezen die zijn gebaseerd op algemene aanwijzingen van toonhoogte, register, duur en timbre. Oppervlakkig beschouwd vertonen de vijf uitermate abstracte Projections overeenkomst met seriële muziek. In feite waren zij de eerste muziek ooit waarin de uitvoerenden deze keuzevrijheid hadden, maar ook de daarbij behorende verantwoordelijkheid. In dit verband is het hier onmogelijk uit te leggen waarom het resultaat nog steeds het werk van Feldman is in plaats van slechts een quasi willekeurige geluiden of geïmproviseerde muziek. Het loslaten van de absolute controle van de componist werd later door anderen overgenomen, met name door Cage en Stockhausen. Feldmans concentratie op geluiden in plaats van op conventionele ontwikkelingen sluit aan op Stockhausens gebruik van “punten”, “groepen” en “moment vormen”. Verder had Feldman invloed op bijvoorbeeld Birtwistle en Zimmermann.Aanbevolen opname: Fulkerson. Etcetera KTC 3003. Cage: 4’33” (1952).Er is wel gezegd dat er slechts twee fasen zijn in Cage’s loopbaan: de eerste toen wat hij schreef zin had en de tweede toen hij onzin schreef. Of: toen hij werken schreef en toen hij die niet schreef. De verandering trad op aan het begin van de jaren vijftig toen Cage het toeval introduceerde in Music of changes. Zoals Sam Richards schreef: “Varèse had geargumenteerd dat muziek ‘georganiseerd geluid’ is. Cage trachtte het woord ‘georganiseerd’ uit die definitie te schrappen”. Zijn doel was om  “geluid op zichzelf te laten staan”. Toeval en de verwerping van artistieke bedoelingen werden tot het uiterste doorgevoerd in 4’33”. De partituur geeft aan dat het stuk kan worden gespeeld door elk willekeurig aantal vertolkers op ieder willekeurig instrument en geeft alleen de speelduur van elk der drie delen aan plus het woord “tacet”. De “muziek” wordt geleverd door wat er ook maar hoorbaar is aan omgevingsgeluid tijdens de “uitvoering”: de ultieme slechting van de grens tussen componist en luisteraar. Na dergelijk surrealisme kon Cage zich alleen maar terugtrekken. Aan kunst en de intentie die daarmee gepaard gaat, bleek moeilijk te ontkomen. Met dergelijke werken oefende Cage invloed uit op o.a. Feldman, Ligeti, Stockhausen en Cardew.Aanbevolen opnamen:           Zappa. Koch 37238-2.                                     Amadinda ensemble. Hungaroton  512.991. Boulez: Le marteau sans maître (1952/4).De invloed van Pierre Boulez op de muziek van na de tweede Wereldoorlog is groot maar onberekenbaar. Hij was het als eerste die suggereerde dat de toekomstige richting van de muziek niet lag in Schönbergs pragmatische benadering van het serialisme, maar in Weberns extreem verfijnde en ijle muziekwereld waarin elke muzikale parameter kan worden gerangschikt in strikt seriële principes, inclusief ritme, dynamiek en zelfs timbre. Na Polyphonie X uit 1951 (dat hij later terugnam) waarvan Boulez erkende dat “de organisatie niet totaal maar totalitair was”, schreef hij tussen 1952 en 1954 wat wordt beschouwd als zijn grootste meesterwerk: Le marteau sans maître (de hamer zonder meester). Hierin wordt ’s componisten neiging tot microkosmische structurele dichtheid gecombineerd met een verrassende sensualiteit. Gebaseerd op drie korte gedichten van zijn lievelingsdichter René Char (die ondoorgrondelijke zinnen bevatten zoals “Hoofd op mijn mes. Peru”) is elk van de negen deeltjes verschillend georkestreerd voor een ensemble dat bestaat uit altstem, fluit, altviool, gitaar, vibrafoon, xylorimba (een kruising tussen  xylofoon en marimba) en slagwerk.Aanbevolen opnamen:           Martinez. Lorelt LNT 108.                                   Boulez. Adès 14122-2. Reich: Come out (1966)Hoewel ingedeeld als minimalistisch werk is Come out eerder een laat voorbeeld van Musique concrète en een antecedent van Hiphop. Schaeffer en Henry’s  Symphonie pour un homme seul (1949/50) gebruikte stemfragmenten en andere geluiden in lagen en met herhalingen. In 1965 schiep Reich It’s gonna rain door het niet constante toerental van de motoren van taperecorders te gebruiken om lussen met spraakopnamen uit fase unisono te laten lopen. Zo verkreeg hij een contrapunt van lettergrepen. Een jaar later maakte hij het geperfectioneerder en samenhangender Come out. Hierin worden vijf korte woorden – “come out to show them” – onderworpen aan een eenvoudig faseringsproces, waardoor een dichte, hypnotiserende glinstering van abstract geluid ontstaat. Reich paste dit procédé later toe op instrumentale muziek, waarmee hij aangaf dat hij reageerde op zowel het concept van de ijzeren controle van de componist als op de onbepaaldheid: “Als het proces eenmaal op gang is gebracht, wikkelt het zichzelf onontkoombaar af.” Zo had Reich invloed op o.a. Adams, Bainbridge en zelfs Pink Floyd.Aanbevolen opname:             Reich. Nonesuch 7559-79451-2. Crumb: Black angels (1970)Dit is een strijkkwartet als geen ander. Beginnend met een alarmerend sul ponticello gesnater (strijkstokken die de snaren vlakbij de brug schuren) bevat het werk een fragment uit Schuberts Tod und das Mädchen, gespeeld met strijkstokken die met  een buitengewoon altvioolachtig effect aan het uiteinde van de toets worden gebruikt en culmineert tenslotte in een gepassioneerde cellosolo met het etherische geluid van aangestreken waterglazen. De primarius van het Kronos kwartet, David Harrington, hoorde dit werk voor het eerst op de radio aan het begin van de jaren zeventig. “Ik was opgegroeid met Haydn en Beethoven, maar toen ik George Crumb hoorde, wist ik dat dit iets was wat deel van mijn leven moest gaan uitmaken. Ongeveer een maand later formeerde ik mijn eigen strijkkwartet.” Sindsdien heeft het Kronos kwartet een cult status bereikt dankzij de uitvoering van vooral avant-gardistisch werk. Zo werden heel wat nieuwe, onconventionele kwartetten aan het repertoire toegevoegd.Aanbevolen opname: Kronos kwartet. Nonesuch 7559-79242-2. Stockhausen: Ylem (1972).Ylem vormt de cumulatie van de evolutie van strikt genoteerde partituren nar muziek die alleen bestaat bij de gratie van zijn verklanking, waardoor het concept van het componeren irrelevant begon te worden. In Aus den sieben Tagen (1968) bevat de “partituur” verbale instructies: men vraagt de uitvoerenden om vier dagen te vasten “in volledige stilte… zo weinig mogelijk te slapen…. De ogen te sluiten/alleen maar te luisteren.” De musici moeten Stockhausens woorden met hun eigen persoonlijkheid en ervaringen interpreteren. Hij breidde deze riskante techniek uit tot het orkestwerk Ylem. De partituur nodigt de rond een keyboard gegroepeerde uitvoerenden uit om een noot vanuit het midden van hun instrumentbereik te spelen en vervolgens  naar buiten te bewegen, zowel qua toonhoogte als fysiek door naar de rand van het podium te lopen totdat na een uitgeroepen lettergreep iedereen weer naar zijn uitgangspunt terugkeert. Is hier nog sprake van een compositie? Wel, musici met ervaring beweren dat zijn leiding heel krachtig is en het klinkend resultaat is altijd uitgesproken Stockhausen. Het oordeel is aan de luisteraar. Wie werden hierdoor beïnvloed? Cardew beslist, maar bijvoorbeeld ook Miles Davis en de Beatles…..Aanbevolen opname: Stockhausen. Stockhausen Verlag 21.