Fonografie Muziek

VIVALDI'S MONTEZUMA PREMIERE

‘WERELDPREMIÈRE’ van VIVALDI’S MONTEZUMA IN ROTTERDAM

 

Vivaldi moet zo’n negentig opera’s hebben geschreven, waarvan er ongeveer twintig bewaard zijn gebleven en de kans op herontdekking van meer dus voorhanden is. Te beginnen met Ottone in Villa uit 1713 dat voor Vicenza werd geschreven en ongeveer eindigend met Cantone in Utica uit 1737.

Het heeft lang geduurd voordat de muziekwereld en de muziekindustrie na overdreven veel aandacht aan zijn instrumentale werken – de verzamelingen concerten en sonates - te hebben geschonken ook interesse gingen tonen voor die opera’s. Terwijl de componist toch ook als impresario niet alleen van eigen werken, maar ook van dat van anderen een belangrijke rol vervulde. In een brief uit 1737 noemde hij zich een ‘freelance entrepreneur’. Hij werkte voor de theaters in Rome, Mantua, Pavia, Verona en natuurlijk Venetië, de eerste stad waar een operagebouw werd geopend voor betalende bezoekers.

Een actueel voorbeeld van zo’n onlangs herontdekte opera is Montezuma, een opera seria uit 1733 op libretto van Giusti, nummer RV 723 over de laatste Azteken koning Montecuzoma II (1466-1520) die zijn rijk uitbreidde en het oproerige Tehuantepec bedwong. Toen de eerste blanken – Spanjaarden onder aanvoering van Hernán Cortes – hem bezochten werden deze met geschenken overladen, maar verloor door bedrieglijk optreden van die Spanjaarden aan gezag en werd bij een opstand tegen die Spanjaarden gedood.

De Duitse musicoloog Steffen Voss ontdekte terwijl hij naar wat heel anders op zoek was min of meer bij toeval dus de vrijwel volledige partituur van het werk in 2003 in de bibliotheek van de Berlijnse Sing-Akademie. Het zal interessant zijn daarvan kennis te nemen tijdens een uitvoering 11 juni a.s. in de Rotterdamse Doelen, omdat Voss pretendeert dat Vivaldi zelf elke noot van het werk zelf componeerde, terwijl bij dit soort werken meest sprake is van een pasticcio, een samenstelling van de glansnummers uit bestaande opera’s van anderen of van de eigen componist.

In zo’n pasticcio vorm verscheen begin 1993 al een opname van Jean-Claude Malgoire (Auvidis  E 8501 (2 cd’s) met zijn vocaal en instrumentaal ensemble La grande Ecurie en als solisten Dominique Visse (Montezuma), Danielle Borst (Mitrena), Isabelle Poulenard (Teutile), Nicolas Rivenq (Fernando), Brigitte Balleys (Ramiro) en Luis Masson (Asprano). Boeiend kan ook een vergelijking zijn tussen die enige eerdere reconstructiepoging en het blijkbare origineel dat volgens het persbericht overigens ook is bewerkt.

Natuurlijk is het belangrijk en nuttig Montezuma concertant uit te voeren, maar of de verwachtingen niet wat te hoog zijn gespannen met aanbevelingen als ‘wereldvondst’ en ‘opera van uitzonderlijke kwaliteit’ (programmeur Vlaardingerbroek), ‘hoogtepunt uit Vivaldi’s oeuvre’ (dirigent van het ensemble Modo antiquo)? Het zal wel zijn als met zoveel andere barokopera’s: aardig voor een keer, maar geen blijvertjes op het theatermenu.

Hoogtepunten uit het genre zijn meestal genoeg, zoals Cecilia Bartoli met ‘The Vivaldi album’ (Decca 466.569-2) aantoonde. Ook wat Vivaldi’s andere opera’s betreft zijn opvoeringen schaars en opnamen winkeldochters, zoals uit de cd catalogus blijkt: van Catone in Unica bestaan bijvoorbeeld twee complete opnamen (Scimone op Erato, Malgoire op Dynamic). Dat geldt ook voor l’Olympiade (Clemencic, Nuova Era en Alessandrini, Opus 111), terwijl Dorilla in tempe (Bezzina, Pierre Verany), Farnace (Savall, Alia Vox), Il giustino (Velardi, Bongiorno), L’incoronazione di Dario (Bezzina, Harmonia Mundi) en Ottone in Villa (Hickox, Chandos) elk een keer zijn vertegenwoordigd. Net onlangs verscheen Bajazet (Biondi, Virgin). Alles niet meer dan voor een keertje aardige ééndagsvliegen.                                                                   J. de K.