Fonografie Muziek

STOCKHAUSEN: GRUPPEN

STOCKHAUSEN: GRUPPEN

 

In 1958 was Keulen het Mekka van de avant-gardistische muziek geworden. De componisten die zich toen in dat centrum hadden gevestigd - Stockhausen, Kagel, Ligeti en Cardew – konden gebruik maken van de faciliteiten die de rijke West Deutsche Rundfunk ter beschikking had: een in de uitvoering van eigentijdse werken doorkneed symfonie orkest en een elektronische studio. In die bakermat ontstond als uitschieter Stockhausens Gruppen für drei Orchester dat daar 24 maart van datzelfde jaar ten doop werd gehouden.

 

Wat voorgeschiedenis

 

De Europese avant-garde uit de jaren vijftig van de vorige eeuw was ingebed in de naoorlogse sociaal-politieke realiteit. Nieuwe muzikale structuren, gefragmenteerde open vormen met vermijding van al het verhalende, expliciete als een weerspiegeling van de sociale stromingen van het moment.

Oude vanzelfsprekendheden werden ter discussie gesteld en zeker voor Stockhausen gold als Duitse componist dat hij elke vorm en verdenking van een eng nationalisme van zich af wilde werpen. In 1952 volgde hij in Parijs de analyseklas van Olivier Messiaen en verkeerde hij in het wereldje van Messiaens leerlingen met Pierre Boulez als andere dominante verschijning.

Stockhausen en zijn collega’s hielden zich bezig met vragen als: wat het betekent om in hun tijd componist te zijn, hoe je toekomstgerichte muziek kon schrijven, wat voor materiaal je kon gebruiken. Twee tamelijk dynamische zomerfestivals, het ene in Darmstadt, het andere in Donaueschingen, werden de kiemcel van het werk van de Centraal Europese componisten. In 1951 gaf Stockhausen in Darmstadt zijn eerste statement af met Kreuzspiel voor houtblazers en slagwerk. Enkelvoudige stekende noten brachten een spottend eerbetoon aan de conventionele Duitse opvattingen over motivische ontwikkeling en ritmisch momentum. De toehoorders ontvingen het werk met gesis en gegrinnik toen de basklarinettisten een luide scheet lieten horen.

Maar de componist liet zich letterlijk niet van de wijs brengen. De jaren daarop verdiepte zijn visie zich en in 1955/6 ontstond zijn uitermate oorspronkelijke elektronische stuk Gesang der Jünglinge. De elektronica opende – dacht men – een ideale uitweg voor componisten die zich wilden bevrijden van alle last die de traditie met zich meebracht. In Parijs experimenteerde Pierre Schaeffer met musique concrète, in Milaan togen Maderna, Nono en Berio aan de slag in een elektronische studio. Maar bij de WDR in Keulen was men vanaf 1951 het verst en ging men het meest consequent te werk.

Stockhausen goot in Gesang der Jünglinge een abstracte muzikale ervaring uit het theater van de geest in de vorm van kinderstemmen in een getransformeerde vorm en bracht het resultaat ten gehore via in de zaal verspreide luidsprekers.

Terwijl hij in 1955 in de Alpen verbleef, concipieerde hij Gruppen om de lessen die hij had geleerd met Gesang der Jünglinge in uitgebreider vorm in de praktijk te brengen. De WDR had bij hem een grootschalig werk voor orkest en elektronica besteld, maar Stockhausen vond dat drie ‘live’ orkesten de innerlijke bedoelingen en effecten van zijn ruimtelijke concept beter, explicieter recht zouden doen. Immers dan zouden de luisteraars het concept kunnen horen, zien en als het ware voelen.

 

Het concept

 

“Het concept van verschillende tempi die gelijktijdig optreden maakt dat die verschillende tempi in een spectrum onderling moeten zijn gerelateerd”, lichtte hij later in een interview toe. Het fundament van dat spectrum leidde de componist af uit zijn ontdekking, dat een enkele ritmische impuls die elektronisch misschien wel duizend maal wordt vertraagd een heel web van onderliggende ritmen en toonhoogten die zijn gerelateerd aan de harmonische reeks oplevert.

Dat fenomeen is een verfijnde uitbreiding van het luisteren naar een Walkman wanneer de batterijen het begeven en de muziek gedesintegreerd eindigt met een stotterend, slepend effect. Stockhausen ontdekte op deze manier dat veranderingen van toonhoogte op deze manier kunnen worden gerelateerd aan ritmische activiteit en verder aan tempo.

Net als bij het iets latere Kontakte uit 1959/60 bestaat zo in Gruppen de vernieuwing dus tot op zekere hoogte uit het feit dat het tempo wordt behandeld in de soort seriële techniek dat componisten na de door Schönberg geforceerde doorbraak systematisch toepasten op andere bepalende muzikale parameters.

In muzikaal opzicht denkt men bij de Alpen in de eerste plaats aan Richard Strauss’ Alpensinfonie en Richard Rodgers’ musical The sound of music met Julie Andrews, maar de Alpen die Stockhausen vanuit zijn zolderkamertje voor ogen had, verschilden daarvan wel heel drastisch.

 

De première

 

De Keulse radiostudio bleek ongeschikt voor de uitvoering van een zoveel ruimte vergend werk, dus week men voor de première uit naar de enorme Rheinsaal op het Messegelände (waar o.a. ook de Photokina werd gehouden).

Het hoofdorkest zat gewoon vooraan op een podium. Aan weerszijden daarvan, maar ook vooraan de zaal waren de nevenorkesten geplaatst. Elk van de ensembles bevatte zestien of achttien strijkers, zes houtblazers, zeven of acht koperblazers, zes slagwerkinstrumenten (inclusief keybords en elektrische gitaar). Heel wat spelers moesten elders worden geëngageerd. De repetities werden achter gesloten deuren gehouden om de dirigenten ongestoord hun onderlinge coördinatie tot binnen een fractie van een seconde af te stemmen.

Waar bij Gesang der Jünglinge de concertzaal als het ware opnieuw was uitgevonden als multidimensionale muziekdoos, werd nu bij uitvoeringen van Gruppen de ruimtelijkheid nog duidelijker gemaakt. De dirigenten bij de Keulse première waren Stockhausen zelf, Pierre Boulez en Bruno Maderna, niet de geringsten. Zij lieten de orkesten in klank versmelten, vervolgens splitsen met driestemmige dialogen waarin onafhankelijke tempi werden gecombineerd met tussen de ensembles heen en weer vliegende klankflarden, terwijl tijdens de climax een groot koperakkoord door de zaal zwiert. 

Zelf herinner ik me nog levendig de Weense première in juni 1958 tijdens het laatste concert van dat jaar van de Wiener Festwochen in het Konzerthaus. Daar zaten beide extra orkesten in de hoeken achter in de zaal en was je letterlijk door geluid omgeven. Je kwam oren en ogen te kort. Meer details weet ik niet meer omdat ik het programmaboekje niet meer heb. Nog onder de indruk reisde ik de volgende dag terug naar huis. Het toeval wilde dat ik op het Westbahnhof de ‘hoofddirigent’ Ernest Bour trof. Brutaal sprak ik hem aan en hij nodigde me uit met hem tot Salzburg mee te reizen. Van het gevoerde gesprek herinner ik me niet veel meer, behalve zijn wens om meer in Nederland te kunnen dirigeren. Aan die wens is later deels voldaan.

 

De echo

 

Intussen moet Gruppen een ideaal stuk zijn voor een uitdagende surround sound opname. Helaas zal die er als zeer oncommerciële propositie wel nooit komen. Met de stereo opname die de WDR van de première maakte, is het dus behelpen, maar hij heeft natuurlijk wel grote historische betekenis. Datzelfde geldt voor de veel latere Berlijnse studio opname van DG met Abbado e.a. uit 1994. 

Gruppen behield lang het karakter en de reputatie van een talisman. Iedere latere componist had het werk als een reus voor zich uit. Mauricio Kagel stelde in zijn Heterophonie uit 1959/61 instrumentale groepen samen uit orkeststemmen uit het verleden en Stockhausens klankspreiding had beslist grote invloed op alle soorten elektronische muziek en soundscapes.

Voor Stockhausen zelf was de première een ondubbelzinnig succes, hoewel er achteraf geluiden over hem te horen waren in de geest van de ‘Dr. Strangelove’ uit de muziekwereld. Stravinsky woonde ooit een uitvoering van Gruppen bij en stootte daarbij onder meer op Stockhausens notitie van de metronoomaanduiding 63,5: “Natuurlijk, 0,5 – typisch de Duitse professor”. En Stravinsky zelf? De sarcastische schoolmeester die in halve fouten rekende. Maar door de jaren heen behield Gruppen wel iets van een mythologisch karakter dankzij de schaalgrootte van het werk als veelgelaagde soundscape met materiaal dat zich met verschillende snelheden tegelijk, met nieuwe concepten van harmonie, ritme en contrapunt ontwikkelt en zo radicaal brak met de traditie.

 

Nederlandse opname

 

Er bestaat gelukkig ookeen meerkanaals uitgave op SACD van dit werk, waaraan onder andere het Schönberg ensemble deelnam met Reinbert de Leeuw als een van de dirigenten. De opname voor VPRO radio  dateert van 1995. De uitgave maakt onderdeel uit van een box met 27 schijven, waaronder slechts één sacd. Deze set is niet meer leverbaar, wel zijn er nog losse exemplaren te verkrijgen bij het Schönberg Ensemble (zolang de voorraad strekt). De losse exemplaren worden geleverd zonder begeleidende tekst, en de sacd bevat slechts 22 minuten muziek (zowel in stereo als meerkanaals, dus met de mogelijkheid tot ruimtelijke weergave).

 

Discografie

 

1965. WDR orkest Keulen o.l.v. Karl Heinz Stockhausen, Bruno Maderna en Michael Gielen. Stockhausen CD 5, DG 137002 (lp).

 

1994. Berlijns filharmonisch orkest o.l.v. Claudio Abbado, Marcus Creed en Friedrich Goldmann. DG 447.761-2.

 

1995. Schönberg ensemble, ASKO ensemble, Amsterdam Sinfonietta o.l.v. Reinbert de Leeuw, Oliver Knussen en Robert Spano. Et’Cetera KTC 9000-09.

 

2005. Omroeporkest Keulen o.l.v. Peter Eötvös. Boedapest Muziek centrum BMCCD 117. 

 

Video

 

2004. Birmingham symfonie orkest o.l.v. Simon Rattle en Daniel Harding. ArtHaus 102.043 (dvd).